Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan de
Regionale Belastingsamenwerking DOWR(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 februari 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de waardevaststelling van een appartement in een serviceflat, waarbij de heffingsambtenaar de waarde per 1 januari 2016 op € 44.000 heeft vastgesteld. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde en stelt dat de waarde verlaagd moet worden tot € 23.000. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de zitting op 18 december 2019 is het geschil besproken. Belanghebbende betoogt dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met de waardedrukkende invloed van de servicekosten die hij betaalt voor persoonlijke diensten. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. Het Hof stelt vast dat de markt voor appartementen in serviceflats zodanig is dat de prijzen voor deze appartementen doorgaans lager zijn dan voor vergelijkbare appartementen zonder servicekosten.
Uiteindelijk komt het Hof tot de conclusie dat de waarde van de onroerende zaak in goede justitie moet worden vastgesteld op € 40.000. Het hoger beroep van belanghebbende wordt gegrond verklaard, en de heffingsambtenaar wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken in cassatie gaan tegen deze beslissing.