In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de vermogensrechtelijke afwikkeling van een huwelijk dat onder Turks recht viel, evenals de partneralimentatie. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft in eerste aanleg een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna de rechtbank Gelderland op 12 november 2019 een beschikking heeft gegeven. De vrouw verzoekt in hoger beroep om een partneralimentatie van € 1.000,- per maand en een herziening van de vermogensrechtelijke afwikkeling. De man, verweerder in het principaal hoger beroep, heeft ook grieven ingediend in incidenteel hoger beroep, waarbij hij onder andere de overwaarde van de woning en de verdeling van de inboedel aan de orde stelt. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van het huwelijk en de financiële situatie van beide partijen in overweging genomen. De vrouw heeft een inkomen dat niet toereikend is voor haar levensonderhoud, terwijl de man zijn draagkracht heeft betwist. Het hof heeft vastgesteld dat de man geen draagkracht heeft om een bijdrage aan de vrouw te leveren. De vermogensrechtelijke afwikkeling is gebaseerd op het Turks recht, waarbij de man is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 10.584,07 aan de vrouw, alsmede de verplichting om zijn broer te bewegen om vier gouden armbanden aan de vrouw te geven. De beschikking van de rechtbank is deels bekrachtigd en deels vernietigd, waarbij het hof de belangen van beide partijen heeft afgewogen.