Uitspraak
[verzoeker],
Noorderpoort,
1.De procedure bij de kantonrechter
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met een productie, door het hof ontvangen op 16 maart 2021;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [verzoeker] tegen Stichting Noorderpoort, waarbij [verzoeker] schadevergoeding vordert op grond van artikel 7:611 BW wegens het niet beëindigen van zijn slapend dienstverband. [verzoeker], geboren in 1952, was sinds 1998 in dienst bij Noorderpoort en heeft zich op 1 februari 2014 ziekgemeld. Hij ontving vanaf 1 februari 2016 een loongerelateerde WGA-uitkering en heeft gedeeltelijk pensioen aangevraagd. Noorderpoort heeft [verzoeker] op 30 oktober 2018 geïnformeerd dat zijn arbeidsovereenkomst op 1 december 2018 eindigt wegens het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Op 21 oktober 2019 heeft [verzoeker] Noorderpoort aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden door het ontslag zonder toekenning van een transitievergoeding. Hij vorderde een schadevergoeding van € 76.000,- voor de transitievergoeding, € 19.275,- voor de lagere pensioenuitkering en € 21.299,52 voor het ABP-arbeidsongeschiktheidspensioen. De kantonrechter heeft de verzoeken van [verzoeker] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld. In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat [verzoeker] zijn vorderingen ten onrechte als verzoeken heeft ingediend en dat de zaak moet worden voortgezet als een dagvaardingsprocedure. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rolzitting van 7 september 2021 voor verdere behandeling.