In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die door de heffingsambtenaar is opgelegd. De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslag opgelegd omdat de auto van belanghebbende op 9 september 2019 om 11:02 uur geparkeerd stond aan de Louis Couperusstraat te Utrecht zonder dat parkeerbelasting was voldaan. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar met foto’s van de constatering aannemelijk heeft gemaakt dat de auto van belanghebbende geparkeerd stond op een deel van de weg waar dat niet verboden was. Belanghebbende betoogde dat de auto te dicht bij een kruising stond, maar het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar de bewijslast had en dat de foto’s geen bewijs leverden voor een overtreding van de parkeerregels. Het Hof concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. Het Hof zag geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 29 november 2022, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.