Uitspraak
1.[appellant1] ,
[appellant1],
[appellant2],
[appellanten],
1.Meesterwerk B.V.,gevestigd en kantoorhoudend in Zwolle,hierna: Meesterwerk,
[geïntimeerde2],
Meesterwerk c.s.,
1.De verdere procedure bij het hof
Waar gaat het in deze zaak om?
8.1 Huurder zal bij het gebruik van het gehuurde geen hinder of overlast veroorzaken, noch schade veroorzaken in, op, aan of onder het gehuurde (...).
4.4. De bespreking van het geschil
Meesterwerk c.s. hebben verweer gevoerd tegen deze vorderingen. Zij hebben ook tegenvorderingen (‘reconventionele vorderingen’) ingesteld, te weten vermindering van de huur, terugbetaling van de betaalde waarborgsom en uitspraken (‘verklaringen voor recht’) dat zij het pand in vergelijkbare staat hebben achtergelaten als waarin zij het hebben ontvangen en dat [appellanten] aansprakelijk zijn voor de door hen geleden schade. Daarnaast hebben zij aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten volgt dat de overeenkomsten die Meesterwerk met haar cliënten afsloot betreffende het gebruik van een kamer in het pand een gemengd karakter hadden. Er was sprake van een woonelement en van een begeleidingselement, waarbij het begeleidingselement leidend was: Meesterwerk stelde alleen een kamer beschikbaar aan haar cliënten, niet aan derden, dus in het kader van de begeleiding van deze cliënten en het gebruik van de kamer door de cliënten eindigde op het moment dat hun begeleiding eindigde. Bovendien diende Meesterwerk een kamer in het pand beschikbaar te houden voor een begeleider; zij mocht van de acht kamers er maar zeven aan haar cliënten in gebruik geven.
Onder deze omstandigheden, waarin partijen het pand uitdrukkelijk bestemd hebben voor de bedrijfsvoering van Meesterwerk, die onder meer het huisvesten van haar cliënten inhoudt, en het huisvestingselement in de overeenkomsten tussen Meesterwerk en haar cliënten niet het bepalende element is, is het regime van artikel 7:230a BW op de huurovereenkomst van toepassing. Dat stond partijen ook voor ogen. Het hof merkt in dit verband op dat er, gelet op het karakter van de overeenkomsten tussen Meesterwerk en haar cliënten, geen frictie kan ontstaan tussen de ‘hoofdhuurovereenkomst’ en de ‘onderhuurovereenkomsten’ [3] .
Grote schoonmaak & schimmels verwijderen badkamers’en voor de bovenwoning: ‘
Grote schoonmaak & schimmels verwijderen’. Het verwijderen moest door Meesterwerk, en niet door [appellanten] , worden gedaan. Het hof volgt [appellanten] in het betoog dat partijen met deze afspraak de bij de aanvang van de huurovereenkomst aanwezige schimmelvorming, voor zover vermeld in de opleverlijst, niet als een gebrek hebben aangemerkt, of in elk geval hebben afgesproken dat het verwijderen van deze schimmel als een (dus voor rekening van Meesterwerk komende) kleine herstelling in de zin van artikel 7:217 BW heeft te gelden. Dat betekent dat voor zover de schimmelvorming waarover Meesterwerk c.s. zich beklagen de schimmelvorming is die ook al in de opleverlijst is vermeld, de klacht van Meesterwerk c.s. niet opgaat.
- In een rapport van Novum Netwerk van 22 september 2020 wordt melding gemaakt van gebreken in de uitvoering van de badkamers. Volgens het rapport loopt het afschot van de douche naar de muur, aan de zijde van de slaapkamers is doorslaand vocht geconstateerd wat leidt tot houtrot in de scheidingsconstructie en het doorslaand vocht doet vermoeden dat er geen kimband is geplaatst. In de naastgelegen verblijfsgebieden treedt volgens het rapport houtrot en schimmelvorming op. Een badkamer vertoont scheurvorming in wand en tegelwerk, mogelijk door beweging of uitzetting van de wand. Het tegelwerk is onder spanning komen te staan, waardoor er geen waterdichte laag is naar het naastgelegen appartement.
- In een rapport van LM Bedrijven van 11 december 2020 is vastgesteld dat onder elke badkamer vochtplekken zichtbaar zijn. Verder meldt het rapport: ‘
In elke kamer is een badkamer wij zijn door het pand gegaan en in elke badkamer hetzelfde beeld aangetroffen. Het kit werk in de douche vooral in de vloer is niet meer water dicht ook zijn de douche putten uitgevoerd met een opzet stuk deze zit los in het tegel werk van de vloertegels ook missen er voegen tussen de vloertegels van de douche vloer.Alle douche vloeren vertonen hetzelfde beeld en dienen te worden opgeknapt nieuwe voegwerk in de vloertegels en het kit werk dient te worden vervangen van de badkamervloer en wand schimmelplekken achter het kit werkEr zijn ook badkamer waar er scheuren in de wandtegels zitten ook hier treedt het water binnen.’
4.17 Meesterwerk c.s. hebben ook aangevoerd dat sprake was van lekkages in het pand. Die stelling wordt ondersteund door de hiervoor besproken rapporten:
- Het rapport van Novum Network van 22 september 2020 maakt geen melding van op dat moment actuele lekkages. Uit het rapport volgt wel dat de bouwkundige staat van het pand zodanig is, dat zich gemakkelijk lekkages kunnen voordoen.
- Voor het rapport van LM Bedrijven van 11 december 2020 geldt hetzelfde: er zijn vochtplekken zichtbaar in het pand die duiden op lekkages in het verleden en die lekkages laten zich verklaren door de bouwkundige staat van met name de badkamers in het pand.
Bovendien blijkt ook uit een rapport van het door [appellanten] ingeschakelde bedrijf Triacon van 24 september 2020 dat sprake is (geweest) van (forse) lekkage. Triacon maakt melding van scheuren in het wandtegelwerk van een badkamer op de tweede verdieping ten gevolge van ’waarschijnlijk werking van de ondergrond’ en van schade aan het tegelwerk van een badkamer door ‘mechanische beschadiging’. Op de eerste verdieping heeft Triacon sporen van waterschade in het plafond van een studio vastgesteld en sporen van ernstige waterschade in het plafond van de hal (onder de opstelplaats van de wasmachine). Delen van de laminaatvloer liggen los - Triacon schrijft niet op welke plek dat is - ‘en tonen sporen van langdurige vochtbelasting’.
Ten slotte volgt uit de Whatsappconversaties tussen een medewerker van Meesterwerk en [appellant2] uit februari 2020 dat Meesterwerk klaagt over lekkages. Volgens die medewerker lekken ‘alle douches’.
Het hof gaat er op basis van deze rapporten vanuit dat sprake is geweest van lekkages in verschillende delen van het pand.
4.19 Naar het oordeel van het hof hebben [appellanten] onvoldoende onderbouwd dat de schimmelvorming aan Meesterwerk kan worden toegerekend. (Voor alle duidelijkheid: het gaat dan om de schimmelvorming die is ontstaan nadat de in het opnamerapport vermelde schimmel door Meesterwerk was verwijderd). Het hof neemt bij dit oordeel in aanmerking dat in de hiervoor vermelde rapporten een verband wordt gelegd tussen de schimmelvorming en de bouwkundige situatie van het pand.
Voor de lekkages geldt als uitgangspunt dat die niet aan Meesterwerk kunnen worden toegerekend. [appellanten] hebben onvoldoende onderbouwd dat in dit geval op dit uitgangspunt een uitzondering moet worden gemaakt.
4.20 De conclusie is dat zowel de schimmelvorming als de lekkages gebreken zijn [9] .
Meesterwerk c.s. hebben deze stellingen niet (gemotiveerd) weersproken, zodat het hof daarvan uitgaat. Indien daardoor lekkages en schimmelvorming zijn ontstaan, geven die gebreken geen aanspraak op huurprijsvermindering. Maar dat laat onverlet dat [appellanten] onvoldoende hebben weersproken dat ook lekkages en schimmelvorming zijn ontstaan door de bouwkundige gebreken die blijken uit de hiervoor vermelde rapporten. In dit verband wijst het hof op het hiervoor al aangehaalde Whatsappbericht aan [appellant2] van
Verder zijn (in ieder geval) de betonrot, de scheurvorming en het doorbuigen van metselwerk, gebreken die bij [appellant1] en [appellant2] al vanaf de aanvang van de huurovereenkomst bekend (kunnen) zijn geweest. Ook de andere gebreken zijn van dien aard dat die al langer aanwezig moeten zijn geweest.’
Tegen het oordeel van de kantonrechter dat de desbetreffende gebreken al bij de aanvang van de huur bekend waren, hebben [appellanten] aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte niet in aanmerking heeft genomen dat het om een huurovereenkomst op grond van artikel 7:230a BW gaat en dat Meesterwerk heel goed wist wat zij huurde en de staat van het gehuurde bij het aangaan van de huurovereenkomst uitdrukkelijk heeft geaccepteerd. Deze argumenten zijn - wat er verder ook van zij - niet relevant voor de vraag of [appellanten] bij het begin van de huurovereenkomst bekend waren of konden zijn met gebreken aan het pand.
hebben vanaf februari 2020 aanspraak op een huurprijsvermindering van€ 1.000,- per maand4.32 De kantonrechter is uitgegaan van een huurprijsvermindering van € 1.500,- per maand. Zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen moet aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval een inschatting worden gemaakt van de prijsreductie die als evenredig heeft te gelden. Daarbij is de rechterlijke vrijheid groot en gelden niet de gewone regels van stelplicht en bewijslast [13] . Het is evident dat geregelde lekkage en schimmelvorming het huurgenot van een pand dat voor woondoeleinden wordt gebruikt aanzienlijk beperkt. Wat dat betreft is het door de kantonrechter vastgestelde bedrag van
€ 1.500,- aan huurprijsvermindering op zichzelf redelijk en navolgbaar. Omdat het hof ervan uitgaat dat een substantieel deel van de lekkages en schimmelvorming door de cliënten van Meesterwerk zelf is veroorzaakt of voor rekening van Meesterwerk komt, zal het hof een huurprijsvermindering van € 1.000,- per maand toepassen.
Bij aanvang van de huur was al sprake van lekkage en schimmelvorming. Zoals aangegeven zou Meesterwerk die herstellen en rechtvaardigen die lekkage en schimmelvorming niet tot een aanspraak op huurprijsvermindering.
Uit de overgelegde correspondentie volgt dat partijen in oktober en november 2019 contact hadden over lekkage in de achterkamer. Die lekkage en de daar aanwezige schimmelvorming komen, zoals hiervoor is overwogen, voor rekening van Meesterwerk zelf. Andere lekkages worden niet genoemd. Ook schimmelvorming in andere ruimtes komt niet aan de orde, zodat in oktober 2019 nog geen aanspraak op huurprijsvermindering bestaat. Daarna hebben partijen in februari 2020 (in de aangehaalde Whatsappberichten) weer contact over lekkages. Het hof zal de huurprijsvermindering van € 1.000,- daarom laten ingaan per
1 februari 2020 [14] . Het hof gaat er, vanwege het verband tussen de lekkages en de schimmelvorming, vanuit dat in februari 2020 ook sprake was van schimmelvorming.
‘
Indien de huurder toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn opleveringsverplichtingen (vanwege het niet nakomen van zijn onderhoudsplicht of vanwege het toebrengen van schade) heeft de verhuurder recht op schadevergoeding. Anders dan gebruikelijk bij zaakschade, wordt deze schade niet abstract, maar concreet begroot. De verhuurder moet daadwerkelijk kosten hebben gemaakt of gaan maken om de opleveringsgebreken te herstellen (vgl. HR 3 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF9712).’
Deze grondslag van de vordering van [appellanten] is dan ook ondeugdelijk.
- het hof zal de huur vanaf 1 februari 2020 verlagen tot € 5.000,- per maand;
- bij de gevorderde verklaring voor recht dat Meesterwerk c.s. geen contractuele boetes verschuldigd zijn, hebben zij geen belang, omdat het hof al heeft beslist op de gevorderde boetes;
- de vordering tot terugbetaling van de borg is niet toewijsbaar; het hof heeft de borg al in mindering gebracht op de vordering van [appellanten] van wege de achterstallige huur;
- bij de verklaring voor recht dat Meesterwerk c.s. het pand in vergelijkbare staat heeft achtergehouden als waarin zij het pand heeft ontvangen, hebben Meesterwerk c.s. ook geen belang, omdat het hof de vordering tot vergoeding van ‘mutatieschade’ al heeft afgewezen en de borg al heeft verrekend;
- omdat [appellanten] de borg niet hoeven terug te betalen, zijn zij ook geen buitengerechtelijke kosten vanwege het niet betalen van de borg verschuldigd.
17 augustus 2021 vernietigen, behalve voor wat betreft de vernietiging van het verstekvonnis, en opnieuw beslissen als hiervoor is vermeld.
5.5. De beslissing
29 december 2021 heeft vernietigd;
en beslist als volgt:
€ 5.000,- per maand;