In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een sanctie van € 240,- die aan de betrokkene was opgelegd voor het niet stoppen voor een rood verkeerslicht op 1 juni 2020. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde M.J.M. Bergers, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter die het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om proceskostenvergoeding afwees.
De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de sanctie onterecht was opgelegd, omdat de geeltijd van het verkeerslicht niet voldeed aan de minimumvoorschriften van CROW. Het hof heeft vastgesteld dat de geeltijd korter was dan de vereiste minimumgeeltijd, waardoor de betrokkene niet op verantwoorde wijze kon stoppen. Het hof oordeelde dat de sanctie niet aan de betrokkene had mogen worden opgelegd, omdat de gedraging niet verwijtbaar was.
Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter, omdat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de sanctie niet kon worden opgelegd. Het hof concludeerde dat er geen aanleiding was voor het toekennen van een proceskostenvergoeding. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor wegbeheerders om te voldoen aan de voorwaarden voor het plaatsen van flitspalen en de verantwoordelijkheden van bestuurders bij het naderen van verkeerslichten.