In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door Ducati Zaltbommel B.V. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een overeenkomst van aanneming van werk tussen Ducati en [geïntimeerde], die in december 2018 een speciaal uitlaatsysteem voor een Ducati racemotor heeft ontwikkeld. Na de voltooiing van het prototype hebben partijen onderhandeld over een nieuwe opdracht voor de ontwikkeling van meerdere systemen. De communicatie tussen partijen leidde tot onduidelijkheid over de prijs en de voorwaarden van de nieuwe opdracht.
In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] een vordering ingesteld tegen Ducati, waarin hij betaling eiste voor de geleverde diensten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van een overeenkomst van aanneming van werk en heeft Ducati veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [geïntimeerde]. Ducati is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan, waarbij zij onder andere aanvoert dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen en dat de prijs niet correct is vastgesteld.
Het hof heeft de grieven van Ducati beoordeeld en geconcludeerd dat er wel degelijk een overeenkomst van aanneming van werk is gesloten. Het hof heeft de redelijke prijs vastgesteld op € 1.600,- per systeem en heeft de besparingen die Ducati zou hebben gehad bij de opzegging van de overeenkomst vastgesteld op € 500,-. De eerdere uitspraak van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd, maar het hof heeft de veroordeling tot betaling van de hoofdsom en de wettelijke rente bevestigd.
De beslissing van het hof houdt in dat Ducati moet betalen aan [geïntimeerde] en dat de proceskosten voor Ducati komen te liggen, aangezien zij als de in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd.