In deze zaak gaat het om de geldigheid van het opzeggingsbesluit van het lidmaatschap van een melkveehouder bij de zuivelcoöperatie FrieslandCampina. De melkveehouder, die sinds 1971 lid was van de coöperatie, had zijn lidmaatschap verloren na een opschorting van de melkinname vanwege het niet voldoen aan bepaalde verplichtingen, waaronder het invullen van de KringloopWijzer. FrieslandCampina had het lidmaatschap opgezegd omdat de melkveehouder geen melk meer leverde, terwijl hij daartoe contractueel verplicht was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het opzeggingsbesluit rechtsgeldig was, en het hof bevestigde dit oordeel. Het hof oordeelde dat de melkveehouder niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep, omdat hij onvoldoende belang had bij de zaak. Het hof concludeerde dat de regels en statuten van FrieslandCampina van toepassing waren op de rechtsverhouding tussen de coöperatie en de melkveehouder, en dat de melkveehouder niet had voldaan aan zijn verplichtingen. De vorderingen van de melkveehouder werden afgewezen, en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.