In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 december 2020. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die aan belanghebbende was opgelegd. De naheffingsaanslag bedroeg € 1.319, met een belastingrente van € 9. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de Inspecteur de naheffingsaanslag. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
De feiten van de zaak zijn als volgt: belanghebbende kocht op 30 augustus 2019 een gebruikte Land Rover in Duitsland en deed op 9 september 2019 aangifte voor de BPM. Bij de aangifte werd een taxatierapport overgelegd waarin de handelsinkoopwaarde van de auto werd vastgesteld op € 60.113. De Inspecteur stelde echter een hogere waarde vast en legde een naheffingsaanslag op. In hoger beroep was de kern van het geschil of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag was vastgesteld. Belanghebbende betwistte de waardering van de schade aan de auto en stelde dat de Inspecteur niet overeenkomstig zijn beleid had gehandeld.
Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet had aangetoond dat er sprake was van meer dan normale gebruiksschade en dat de Inspecteur de waarde van de auto correct had vastgesteld. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de termijn nog niet was overschreden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 maart 2023.