ECLI:NL:GHARL:2023:7231

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
P23/0137
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling en afwijzing verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De terbeschikkinggestelde, die verblijft in een Forensisch Psychiatrisch Centrum, had verzocht om voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Het hof oordeelde dat de verpleging doorloopt bij verlenging van de terbeschikkingstelling, tenzij deze voorwaardelijk wordt beëindigd. Het hof concludeerde dat het recidiverisico en de onduidelijkheden rondom het risicomanagement niet verantwoord waren om de verpleging voorwaardelijk te beëindigen. Het verzoek werd afgewezen en de verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar werd bevestigd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de veiligheid van anderen de verlenging vereiste, en het hof onderschreef deze beslissing. Het hof benadrukte dat de terbeschikkinggestelde nog steeds onder toezicht moet blijven en dat er verder onderzoek naar de mogelijkheden van voorwaardelijke beëindiging moet plaatsvinden. De zaak zal opnieuw worden bekeken in de komende maanden, waarbij de reclassering en kliniek betrokken zullen worden om een voorstel te doen voor de toekomst van de terbeschikkinggestelde.

Uitspraak

TBS P23/0137
Beslissing d.d. 13 juli 2023
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
verblijvende in verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) [kliniek] te [verblijfplaats] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 11 april 2023 waarbij de rechtbank, zo leest het hof die beslissing, het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt afgewezen, evenals het verzoek om de behandeling te schorsen teneinde de mogelijkheden daarvan (verder) te doen onderzoeken.
Mede gelet op artikel 6:6:15, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering verstaat het hof het hoger beroep als mede gericht tegen de tussenbeslissing van die rechtbank van 13 december 2022. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de aanhouding van de beslissing ten aanzien van de verpleging van overheidswege voor onbepaalde tijd, doch maximaal drie maanden, en de opdracht aan de officier van justitie om de opdracht aan de reclassering te geven tot het opstellen van een maatregelenrapport
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg op 29 november 2022;
  • de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 13 december 2022;
  • het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) van 10 februari 2023;
  • het aanvullend reclasseringsadvies van VNN van 23 maart 2023;
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg op 28 maart 2023;
  • de beslissing van de rechtbank van 11 april 2023;
  • de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 13 april 2023;
  • de door de raadsvrouw ingediende appelschriftuur van 17 april 2023, met bijlagen;
  • de aanvullende informatie van FPC [kliniek] van 20 juni 2023, met als bijlagen de wettelijke aantekeningen van 13 september 2022 tot en met 9 mei 2023;
  • het e-mailbericht van de raadsvrouw van 28 juni 2023, met als bijlagen e-mailberichten van de zus en werkgever van de terbeschikkinggestelde en het tijdelijke arbeidscontract tussen hem en zijn werkgever [werkgever] .
Het hof heeft ter zitting van 29 juni 2023 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem, en de advocaat generaal mr. A. Kooij. Daarnaast zijn gehoord als deskundigen:
  • S. Fielenbach, werkzaam als Gz-psycholoog en behandelcoördinator bij FPC dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen.
  • B. de Jong, werkzaam als reclasseringswerker bij Tactus Verslavingszorg te Almelo

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde is het niet eens met het negatieve reclasseringsadvies van 23 maart 2023 ten aanzien van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wat betreft het begeleid wonen. Hij beschouwt het niet als een probleem om tijdelijk bij zijn zus of nicht te wonen en daarna eigen woonruimte te huren. Tegen hem is eerder gezegd dat hij een half jaar in Apeldoorn kon blijven wonen en dat hij daarna een eigen woonruimte mocht zoeken. Hij moest elke dag voor zijn werk op en neer reizen van Apeldoorn naar Almere waar de leden van zijn sociale netwerk ook wonen. Tijdens zijn behandeling in de Forensische Verslavingskliniek (FVK) Piet Roordakliniek in Apeldoorn is hij teruggevallen in drugsgebruik. Hij zal hulp zoeken bij leden van zijn netwerk of de reclassering als hij opnieuw terugvalt in drugsgebruik. Hij ontkent recent drugs te hebben gebruikt. Hij wijt de positieve uitslag van de laatste drugstesten aan medicijngebruik.
De terbeschikkinggestelde heeft verwezen naar de adviezen in de pro Justitia rapportages van psychiater Masthoff en psycholoog Muller. Volgens deze deskundigen is er bij de terbeschikkinggestelde geen sprake van een persoonlijkheidsstoornis en een licht verstandelijke beperking. De nog wel bestaande verslaving is gestabiliseerd. Bij kleine terugvallen in drugsgebruik is er geen sprake van acuut gevaar. Gevaar ontstaat pas bij langdurig middelengebruik, waardoor de reclassering tijdig kan ingrijpen. Het negatieve advies van de reclassering met betrekking tot het begeleid wonen en de begeleiding door ForFACT is niet in lijn met de adviezen van de pro justitiarapporteurs. Recentelijk heeft de kliniek de reclassering ook opdracht gegeven voor een onderzoek waarvan het rapport medio juli 2023 wordt verwacht. De duur van de terbeschikkingstelling is niet meer proportioneel en een lichtere maatregel volstaat gelet op het subsidiariteitsbeginsel. Het voortzetten van de huidige maatregel is ook geen optie omdat de pro justitiarapporteurs aangeven dat het behandelplafond is bereikt en dit contraproductief zou werken.
De raadsvrouw heeft primair verzocht de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar te verlengen en de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen onder de voorwaarden die zijn benoemd in het reclasseringsadvies van 10 februari 2023. Subsidiair heeft zij verzocht de zaak aan te houden voor maximaal drie maanden en de reclassering opdracht te geven verder onderzoek te verrichten. De raadsvrouw heeft meer subsidiair bepleit de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar te verlengen en bij overwegingen de reclassering eveneens de opdracht te geven voor verder onderzoek voor de volgende verlengingszitting van de rechtbank in november 2023.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het is niet eenvoudig om in deze zaak tot een goede conclusie te komen. Er zijn verschillende, niet eenduidige adviezen uitgebracht. De terbeschikkingstelling loopt sinds 2010 en kent een grillig verloop. Diverse resocialisatietrajecten van de terbeschikkinggestelde zijn voortijdig afgebroken vanwege middelengebruik, recidive en/of onttrekkingen. In juni 2022 heeft het hof een vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege toegewezen. In september 2022 is de terbeschikkinggestelde opgenomen in FPC [kliniek] . Er is steeds een hoog recidiverisico aangenomen bij terugvallen in cocaïnegebruik. Psychiater Masthoff en psycholoog Muller rapporteren in september 2022 dat er bij de terbeschikkinggestelde geen sprake is van een persoonlijkheidsstoornis en een licht verstandelijke beperking, maar wel van ADHD en een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne, thans in remissie in een gecontroleerde setting. Hoewel een van de deskundigen erkent dat cocaïnegebruik agressie verhogend kan werken en in geval van de terbeschikkinggestelde daar ook aanwijzingen voor zijn, constateert hij ook dat de laagfrequente incidentele terugvallen niet hebben geleid tot het doorschieten in gebruik in de vorm van een verslaving en ook niet is komen vast te staan dat genoemde terugvallen bij de terbeschikkinggestelde hebben geleid tot (pre)delictgedrag. De telkens opnieuw gekozen route van een stapsgewijze resocialisatie van de terbeschikkinggestelde met strakke regels en bij overtreding daarvan– ook bij geen of geringe negatieve impact – inperken en vervolgens opnieuw beginnen, werkt niet bij hem. Hij heeft het behandelplafond bereikt. De pro justitiarapporteurs adviseren de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar te verlengen, de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen en de terbeschikkinggestelde binnen dat kader zo spoedig mogelijk en zonder allerhande tussenstappen de gelegenheid geven om zelfstandig te wonen, betaald werk op te pakken, vorm te geven aan vrijetijdsbesteding en zijn pro-sociale netwerk op te bouwen, waarbij pragmatisch vorm wordt gegeven aan het reclasseringstoezicht, wordt geaccepteerd dat er af en toe sprake zal zijn van een beperkte terugval in cocaïnegebruik en alleen wordt geacteerd op feitelijk risicovol gedrag. Ter zitting in eerste aanleg op 29 november 2022 heeft de kliniek zich achter deze praktische insteek geschaard. De reclassering concludeert in het advies van 10 februari 2023 dat een voorwaardelijke beëindiging tot de mogelijkheden behoort, wanneer er voldoende stut en steun aanwezig is. Wonen moet dan op orde zijn. Ten aanzien van het wonen van de terbeschikkinggestelde bij zijn nicht is later negatief geadviseerd door de reclassering. De optie om hem bij zijn zus te laten wonen is nog niet onderzocht. Dit mogelijke alternatief dient te worden onderzocht, alvorens een beslissing kan worden genomen over de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. De advocaat-generaal heeft verzocht de zaak aan te houden en de reclassering opdracht te geven onderzoek te doen naar de mogelijkheden van voorwaardelijke beëindiging, en dan met name naar de mogelijkheid van huisvesting bij de zus.
Het oordeel van het hof
Het hof is onder verbetering en aanvulling van gronden als hierna weergegeven van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van één jaar. Daarom zullen de beslissingen van de rechtbank van 13 december 2022 en 11 april 2023 met verbetering en aanvulling van die gronden worden bevestigd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar wordt verlengd. Omdat de totale duur van de maatregel, na verlenging, een periode van vier jaren te boven gaat, kan de algemene veiligheid van goederen echter geen grond meer zijn voor verlenging (artikel 38e, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht). Gelet op de uitgebrachte adviezen en op hetgeen overigens op de zitting naar voren is gekomen, stelt het hof vast dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel vereist. Het hof verbetert in zoverre de verlengingsbeslissing van de rechtbank.
Het hof merkt op dat bij een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege de verpleging doorloopt als de onderliggende maatregel van terbeschikkingstelling wordt verlengd. Dat is alleen anders als de verpleging van overheidswege voorwaardelijk wordt beëindigd. Een bevel tot verpleging behoeft dus niet apart verlengd te worden.
Uit de aanvullende informatie van FPC [kliniek] komt naar voren dat het verblijf van de terbeschikkinggestelde in deze kliniek sinds de zitting van rechtbank op 28 maart 2023 met vallen en opstaan is verlopen. Na de beslissing van de rechtbank om de verpleging van overheidswege niet voorwaardelijk te beëindigen is de terbeschikkinggestelde vooral teleurgesteld en boos geweest. Zijn houding is veelvuldig met hem besproken, ook met oog op zijn verdere traject. Hierbij is hem uitgelegd dat die houding maakt dat een plaatsing op een uitstroomafdeling nog even is uitgesteld, en dat hij zelf zal moeten nadenken hoe hij de samenwerking vorm wil geven om toch verder te kunnen komen in zijn traject. Bij een controle van de kamer van de terbeschikkinggestelde eind met 2023 zijn sporen van 3/4 MMC gevonden in een bus met voedingssupplementen en zijn attributen aangetroffen die gebruikt kunnen worden om verslavende middelen te nuttigen. Ook heeft hij in de afgelopen periode een aantal keren positief gescoord op urinecontroles. De terbeschikkinggestelde heeft aangegeven te willen meewerken met een analyse van de incidenten ten tijde van de eerdere voorwaardelijke beëindiging, en zich verder wel te willen inzetten voor zijn traject. Sindsdien is de samenwerking met hem verbeterd.
Op 25 mei 2023 is de casus van de terbeschikkinggestelde besproken in de interne verloftoetingscommissie van de kliniek, waarbij geconcludeerd is dat het wenselijk zou zijn als hij alvast kan oefenen met het praktiseren van verlof, om zo te toetsen in hoeverre hij zich betrouwbaar opstelt en zich aan de afspraken kan houden. De bespreking over de aanvraag van de machtiging voor begeleid verlof in de interne verloftoetingscommissie zal in juli 2023 plaatsvinden.
De terbeschikkinggestelde verblijft momenteel op een behandelafdeling van de kliniek. Het behandelteam schat in dat hij niet van verdere intramurale behandeling kan profiteren. Er zal moeten worden ingezet op vormen van externe controle en beheersing om het risico op recidive aanvaardbaar te houden. Het is de verwachting dat hij altijd afhankelijk zal blijven van toezicht. In het kader hiervan heeft de kliniek aan de reclassering verzocht om een rapport op te stellen met betrekking tot de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Afhankelijk van het advies van de reclassering kan het uitstroomtraject worden gerealiseerd door middel van een voorwaardelijke beëindiging of via de reguliere uitstroomafdeling. Dit reclasseringsrapport zal medio juli 2023 gereed zijn, aldus de kliniek.
Ter zitting in hoger beroep heeft de deskundige Fielenbach ten aanzien van de noodzaak van de begeleiding van de terbeschikkinggestelde door ForFACT verklaard dat het in ieder geval belangrijk is dat een er een instantie met een behandelteam in de nabijheid van de terbeschikkinggestelde is die hem hulp en steun kan bieden, zodat er daarnaast ook enige vorm van controle en toezicht mogelijk is.
De deskundige De Jong van de reclassering heeft verklaard dat een vorm van behandeling en begeleiding wenselijk is. De deskundige ziet op dit moment twee opties voor de huisvesting van de terbeschikkinggestelde, te weten begeleid wonen of wonen bij familie. De reclassering acht de woning van de nicht van de terbeschikkinggestelde niet geschikt om hem te huisvesten. De reclassering heeft de optie om de terbeschikkinggestelde bij zijn zus te laten wonen nog niet onderzocht. De deskundige heeft al wel het verzoek gekregen om die optie alsnog te onderzoeken. Aan begeleid wonen zijn de minste risico’s verbonden, maar er zijn wachtlijsten voor de plaatsing bij begeleide woonvoorzieningen. De terbeschikkinggestelde is al aangemeld bij het Forensisch Plaatsingsloket (FPL) die pas een plaats voor hem zal zoeken bij een begeleide woonvoorziening nadat de reclassering heeft geadviseerd begeleid wonen als voorwaarde te stellen bij een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. De deskundige De Jong schat het recidiveriscio bij een voorwaardelijke beëindiging in als gemiddeld.
Gelet het thans nog aanwezige recidiverisico en de onduidelijkheden met betrekking tot de vormgeving van het risicomanagement, waaronder de mogelijkheden voor de huisvesting van de terbeschikkinggestelde en zijn ambulante behadeling en begeleiding buiten de kliniek, acht het hof het hof het niet verantwoord om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen. Daarom wijst het hof het verzoek tot voorwaardelijk beëindiging van de verpleging van overheidswege af.
Het hof acht het niet noodzakelijk om de behandeling van het hoger beroep te schorsen om de uitkomst van het lopende nadere onderzoek van de reclassering af te wachten en/of om de reclassering (een nadere) opdracht te geven om de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege verder te onderzoeken, zodat de daartoe strekkende verzoeken van de verdediging en de advocaat-generaal eveneens worden afgewezen. Op dit moment geeft het gedrag van de terbeschikkinggestelde in de kliniek daarvoor onvoldoende basis. Het hof neemt verder in aanmerking dat normaliter over een kleine drie maanden, eind september, begin oktober a.s., de volgende vordering tot verlenging van de maatregel geëntameerd zal worden. Het hof acht het gewenst dat de periode tot dat moment door de reclassering in overleg met de kliniek wordt benut om een breed onderzoek te doen naar de verschillende mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging en, indien er mogelijkheden zijn, daarover een uitgewerkt voorstel met voorwaarden te doen aan de rechtbank zodat zij op basis daarvan een beslissing kan nemen.

Beslissing

Het hof:
Bevestigtmet verbetering en aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissingen van de rechtbank Amsterdam van 13 december 2022 en 11 april 2023 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[verzoeker] .
Wijst afhet verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Wijst afde verzoeken tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Aldus gedaan door
mr. W.A. Holland als voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en drs. I.A.M. Breukel en drs. I. van Outheusden als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans als griffier,
en op 13 juli 2023 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.