In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, waarin een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete zijn opgelegd. De Inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag van € 2.348 opgelegd voor de periode van 27 september 2018 tot en met 26 september 2019, alsook een verzuimboete van € 2.348. De Rechtbank had de boete verminderd tot € 587, maar belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 26 september 2023 werd duidelijk dat belanghebbende op 25 september 2019 met zijn camper gebruik had gemaakt van de openbare weg, terwijl het kenteken geschorst was. Belanghebbende voerde aan dat hij in een spoedeisende situatie verkeerde en dat hij niet in staat was om de camper online te ontschorsen. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur terecht de naheffingsaanslag had opgelegd, omdat belanghebbende niet had aangetoond dat hij geen schuld had aan het gebruik van de camper tijdens de schorsing. De boete werd wel gematigd tot € 469, omdat het Hof oordeelde dat de redelijke termijn voor de procedure was overschreden. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank voor het overige en gelastte dat de Inspecteur het betaalde griffierecht vergoedde.