Uitspraak
[de werknemer],
de gemeente,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
3.Het oordeel van het hof
Ik zeg tegen [de gemeentesecretaris] ... even hoor, dit blijft binnenskamers. Ik heb gedoe en dat begint een beetje rondom een Surinaamse administratie en een Marokkaanse.”
Wat [ [de directiedirecteur] ] heeft gezegd…van ja, ik was bij [de gemeentesecretaris] …en dat hij heeft aangegeven van dat er een zaak speelde tussen een Surinaamse en Marokkaanse medewerker en dat jij gezegd zou hebben. Marokkanen Marokkanen aaaltijd gezeik en je komt er nooit van af stuur hem naar stadsbeheer en dan moet je een directeur opzetten die zegt BEK HOUDEN, BEK HOUDEN
oooh neeee … En dit hoor je van [ [de directiedirecteur] ]?
Nee, [ [de directiedirecteur] ]…”
(..) Ik kom net bij [de gemeentesecretaris] vandaan en ik hoor ook dan weer dat je met [de gemeentesecretaris] hierover hebt gehad? (…) Maar wat heb je dan precies gezegd? Ook Marokkaanse medewerker waarschijnlijk weer.
Tussen verschillende culturen.
Wat was haar antwoord? Wat was haar reactie dan.
Haar antwoord: ja dat dat…Dat ga ik je niet vertellen.
Nee maar ik weet dat wel [de directiedirecteur] dus daarom zeg ik…ik weet het al heel lang.”
“met betrekking tot discriminatie en denigrerende opmerkingen vanuit [de directiedirecteur] ”.Hij schrijft verder dat hij, zoals de gemeentesecretaris weet, in de commissie diversiteit van de OR zit. Hij zou graag vernemen welke acties de gemeentesecretaris zou kunnen nemen ten aanzien van de discriminatie en het niet aanpakken van pestgedrag op de afdeling door [de directiedirecteur] en [leidinggevende1] , en ten behoeve van volgende medewerkers, waarbij hij graag meedenkt vanuit zijn rol binnen de commissie diversiteit.
“vanuit mijn rol en verantwoordelijkheid als OR lid (alsook lid van de diversiteitscommissie) eerder zaken uit de MTO pestgedrag en discriminatie met jou[ [de directiedirecteur] – hof]
besproken.”Verder geeft [de werknemer] te kennen dat hij het verleden graag wil laten rusten.
“nog een openstaand issue tussen ons is, welke ik enige tijd geleden ook met[de gemeentesecretaris – hof]
heb besproken.”
“gezien onze relatie m.b.t. de OR en de Commissie Diversiteit.”[de werknemer] stond open voor een gesprek. De gemeentesecretaris heeft [de werknemer] verwezen naar de bevoegde concerndirecteur ( [de concerndirecteur] ) en de reguliere klachtenprocedure. In het gesprek tussen de concerndirecteur en [de werknemer] op 30 augustus 2021 heeft [de werknemer] verteld het gevoel te hebben dat hij op de afdeling werd gediscrimineerd en gepest, maar hij heeft geen concrete voorbeelden gegeven en meegedeeld geen klacht te willen indienen. Wel heeft hij om overplaatsing verzocht.
“het onderwerp discriminatie (richting mij)”al met de vertrouwenspersoon en de leidinggevende (waaronder [de directiedirecteur] ) had besproken.
“rondom mijn melding van een ongewenst gedrag”en
“uitlatingen van een hoog geplaatste functionaris.”Dit bericht stuurt [de werknemer] ook door naar de burgemeester.
Het hof verklaart het handelen van [de werknemer] eerder uit onmacht dan uit onwil. De gemeente heeft daarvoor geen oog gehad en wellicht ook wat steken laten vallen, zoals met een waarschuwingsbrief in juli 2021 in verband met overtreding van het verzuimprotocol na het overlijden van de vader van [de werknemer] . Ter zitting heeft [de werknemer] aangegeven dat hij de daaraan voorafgaande mail van zijn leidinggevende niet had gelezen. Dat [de werknemer] die aan zijn werkadres gerichte (en overigens invoelend getoonzette) mail (met onder meer het verzoek informatie te geven) destijds niet heeft gelezen, acht het hof aannemelijk omdat [de werknemer] voor de begrafenis naar Marokko was gereisd. De waarschuwing die [de werknemer] daarna heeft gekregen had dan niet gegeven moeten worden. Maar daarmee is nog geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen door de gemeente. [5] Voor het geluidsfragment geldt dat wat daarop te horen valt ongepast is en dat begrijpelijk is dat die passage [de werknemer] gekrenkt heeft. Echter, de geluidsopname is kennelijk heimelijk gemaakt en het fragment was niet bestemd voor de oren van [de werknemer] , maar heeft hem op een onopgehelderd gebleven wijze bereikt. Als de uitlating is gedaan zoals in de transcriptie is weergegeven -de gemeente vermoedt dat de opname is gemanipuleerd- dan dient dat de gemeente in haar relatie tot [de werknemer] dan niet als ernstig verwijtbaar toegerekend te worden. Ook in hun onderlinge verband gezien kunnen de steken die de gemeente heeft laten vallen, niet als ernstig verwijtbaar handelen jegens [de werknemer] worden beschouwd.