In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 november 2023 uitspraak gedaan op het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Hof van 14 maart 2023. De zaak betreft een geschil over de onroerendezaakbelasting die door de heffingsambtenaar van de gemeente Laren was opgelegd. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 1.320.000 per waardepeildatum 1 januari 2019, en had een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd voor het jaar 2020. Belanghebbende had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de rechtbank Midden-Nederland. Vervolgens stelde belanghebbende hoger beroep in, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald.
Belanghebbende heeft verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijk verklaring, stellende dat het griffierecht wel degelijk tijdig was betaald. De gemachtigde van belanghebbende heeft bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat de betalingen op 13 en 14 oktober 2022 zijn gedaan, maar dat deze pas op 25 oktober 2022 op de rekening van het Hof waren bijgeschreven. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende in overweging genomen en vastgesteld dat de gemachtigde alle redelijke zorg heeft betracht om de betaling tijdig te laten plaatsvinden. Het Hof oordeelde dat de overschrijding van de betaaltermijn verschoonbaar was.
Daarom heeft het Hof het verzet gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van 14 maart 2023 vernietigd en het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 209,25. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen.