ECLI:NL:GHARL:2024:5506

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
Wahv 200.340.334/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
  • A. Koldenhof-ten Kate
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake snelheidsoverschrijding en de werking van rijbaanherkenning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een snelheidsoverschrijding. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde F.R. Eggink, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, die op 21 maart 2024 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding had afgewezen. De betrokkene was als kentekenhouder beboet voor het rijden van 17 km/u te hard op een provinciale weg buiten de bebouwde kom, waarbij de overtreding op 11 juni 2022 om 10:08 uur was geconstateerd met een MultaRadar CT. De gemachtigde betwistte de juistheid van de flitsfoto's en de werking van het meetsysteem, met name de aanduiding van de rijbaan op de foto. De advocaat-generaal heeft in zijn verweerschrift uiteengezet hoe de rijbaanherkenning en de meting werken, en dat de gegevens op de foto overeenkomen met de gedraging van de betrokkene. Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht de inleidende beschikking in stand had gelaten, omdat er geen schending van artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) was. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.340.334/01
CJIB-nummer
: 250162434
Uitspraak d.d.
: 29 augustus 2024
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank
Noord-Holland van 21 maart 2024, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is F.R. Eggink, kantoorhoudende te Almelo.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 155,- voor: “17 km per uur harder rijden dan mag op een (auto)weg buiten de bebouwde kom”. Deze gedraging zou zijn verricht op 11 juni 2022 uur om 10.08 uur op de Provincialeweg N203 htm 57.6 in Uitgeest met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene stelt zich op het standpunt dat de inleidende beschikking niet in stand kan blijven. De flitsfoto’s zijn niet correct. Gelet op de aanduiding “Lane 1-2” is niet duidelijk wie te hard heeft gereden en op welke rijbaan te hard is gereden. De advocaat-generaal en de kantonrechter hebben niet gereageerd op de vragen van de gemachtigde over de werking van de rijbaanherkenning en de meting alsook wie de overtreder is.
3. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting getest, goedgekeurd en op de voorgeschreven wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel.
Gemeten (afgelezen) snelheid: 101 km/u.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid: 97 km/u.
Toegestane snelheid: 80 km/u.
Overschrijding met: 17 km/u. (…)
Doordat de overtreding met een mobiele radar is geconstateerd bestond er geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder. Daarom is op kenteken bekeurd.
Soort snelheidsmeetmiddel: Radar
Merk: Jenoptik
Type: MultaRadar CT”.
4. Verder bevat het dossier een foto. Op deze foto is een voertuig met het kenteken [kenteken] te zien en een ander voertuig. In de databalk bij de foto is vermeld dat met een MultaRadar CT, categorie B, een snelheid is gemeten van 101 kilometer per uur. Het is het hof ambtshalve bekend dat de letter B hier staat voor mobiele apparatuur (vgl. het arrest van het hof van 15 januari 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:262). Voorts is bij “Lane” vermeld “1-2”.
5. De advocaat-generaal heeft als volgt gereageerd op hetgeen de gemachtigde heeft aangevoerd omtrent de flitsfoto’s en de werking van de rijbaanherkenning:
“De telling van de rijstroken begint aan de zijde van de weg waar het meetsysteem is opgesteld. De eerste rijstrook vanaf het meetsysteem is rijstrook 1 (Lane 1). Normaal gesproken staat er onder Lane maar één cijfer. In die gevallen dat er twee cijfers staan, bijvoorbeeld 1-2 of 2-3, kan het meetsysteem het gemeten voertuig niet plaatsen op een van de rijstroken. Verder merk ik op dat indien een meting buiten de marges valt, dan geeft het apparaat geen snelheidsmeting weer en ook geen foto. Indien er bij een meting met de MultaRadar CT een foto is geproduceerd waarop een meetresultaat (gemeten snelheid) is vermeld, dan heeft er een correcte meting plaatsgevonden en is de gemeten snelheid juist (volgens een arrest van uw hof van 12 maart 2019, vindplaats op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2019:2266).”
6. De advocaat-generaal heeft voorts als volgt gereageerd op de vraag van de gemachtigde met welk voertuig de betrokken overtreding is begaan:
“Op de foto in het onderhavige dossier is te zien dat het voertuig van betrokkene zich grotendeels bevindt op rijstrook 2 (lane 2) en dat de rechterwielen van het voertuig rijden over de doorgetrokken streep en dus ongeveer op lane 1. Dit betekent dat de gegevens op de foto aansluiten bij de beeldweergave op de foto. Het voertuig van betrokkene bevond zich grotendeels op lane 2, en deels op lane 1. Het tweede voertuig op de foto bevindt zich volledig op lane 1. Nu uit de gegevens in de databalk boven de foto blijkt dat de snelheidsmeting betrekking heeft op het voertuig in lane 1-2, zie ik geen aanleiding om aan te nemen dat het meetresultaat bij een ander voertuig dan dat van betrokkene hoort (volgens het arrest van uw hof van 24 mei 2022, vindplaats op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2022:4154). Ik heb bij dit verweerschrift een afbeelding van de pleeglocatie gevoegd. Zodoende is duidelijk dat het hier gaat om een tweebaansweg. Ik acht het aannemelijk dat betrokkene het voertuig voor hem wilde inhalen en zich om die reden grotendeels op lane 2 bevond.”
7. Naar het oordeel van het hof heeft de advocaat-generaal in het verweerschrift genoegzaam uiteengezet waarom bij de onderhavige foto “Lane 1-2” is vermeld, hoe de rijbaanherkenning en de meting werken, alsook met welk op de foto weergegeven voertuig de onderhavige gedraging is begaan.
8. De gemachtigde stelt zich voorts op het standpunt dat in casu artikel 5 van de Wahv is geschonden. Het zich in het dossier bevindende aanvullend proces-verbaal kan niet worden meegenomen in deze zaak, omdat de verklaring in dit proces-verbaal niet specifiek ziet op deze zaak. Ook de standaardtekst in het zaakoverzicht is ruim onvoldoende.
9. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder aanstonds vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
10. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal d.d. 15 november 2023. Hierbij is de foto van de gedraging gevoegd. In dit proces-verbaal verklaart de ambtenaar:
“De overtreding is met een mobiele radar geconstateerd. Er bestond geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder omdat het een eenmanscontrole betrof. Bij de controle was alleen de bedienaar van de mobiele radar aanwezig. Daarom is op kenteken bekeurd.”
11. Dat sprake is van een standaardtekst, maakt niet dat de inhoud van de in voormeld proces-verbaal weergegeven verklaring geen juiste weergave geeft van de omstandigheden waaronder de onderhavige gedraging is geconstateerd. Nu blijkens voormeld proces-verbaal sprake was van een eenmanscontrole, was er in dit geval geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het voertuig (vgl. het arrest van het hof van 14 februari 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:1256). De sanctie mocht derhalve aan de betrokkene als kentekenhouder worden opgelegd. Van schending van artikel 5 van het Wahv is dan ook geen sprake.
12. De kantonrechter heeft terecht de inleidende beschikking in stand gelaten. Nu de aangevoerde gronden geen doel treffen, zal het hof - gelet op de uitgebreidere motivering - de beslissing van de kantonrechter bevestigen met verbetering van de gronden en het verzoek om een proceskostenvergoeding afwijzen.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter met verbetering van de gronden;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Koldenhof-ten Kate als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.