ECLI:NL:GHARL:2024:7446

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
200.341.261/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in civiele zaak

In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, die op 9 februari 2024 is uitgesproken. De verzoeker heeft zijn hoger beroep op 4 november 2024 ingetrokken, waarna verweerders hebben verzocht om een uitspraak over de proceskosten. De mondelinge behandeling die op 6 november 2024 was gepland, heeft geen doorgang gevonden. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker de gronden van zijn hoger beroep niet handhaaft en verklaart hem niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. Tevens is verzoeker veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verweerders, aangezien hij in het ongelijk is gesteld. De kosten omvatten griffierecht en het salaris van de advocaat van verweerders, met een betalingstermijn van 14 dagen na de uitspraak. De beslissing is op 3 december 2024 openbaar uitgesproken door het hof.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.341.261
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem 425238
beschikking van 3 december 2024
in de zaak van
[verzoeker]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als verzoeker
hierna: [verzoeker]
advocaat: mr. G.T.J. Hoff
tegen

1.[verweerder1]

2. [verweerder2]
die wonen in [woonplaats1]
en die optreden als verweerders
hierna: [verweerders]
advocaat: mr. A.W. van der Veen

1.1. Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[verzoeker] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking die de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem (hierna: de rechtbank) op 9 februari 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. Namens [verweerders] is daartegen een verweerschrift ingediend. Bij bericht van 16 oktober 2024 is namens [verweerders] een akte met productie overgelegd. Op 22 oktober 2024 zijn namens [verzoeker] producties overgelegd.
1.2.
De mondelinge behandeling is bepaald op 6 november 2024. Het hoger beroep is door [verzoeker] ingetrokken bij bericht van 4 november 2024. Bij bericht van 5 november 2024 is namens [verweerders] gereageerd op het intrekkingsverzoek, waarbij is gevraagd om een uitspraak c.q. proceskostenveroordeling. [verzoeker] refereert zich blijkens het bericht van 7 november 2024 aan het oordeel van het hof met betrekking tot de verzochte proceskostenveroordeling. De mondelinge behandeling heeft geen doorgang gevonden.

2.2. Het oordeel van het hof

2.1.
Omdat [verzoeker] zijn hoger beroep heeft ingetrokken neemt het hof aan dat hij de gronden van zijn hoger beroep niet handhaaft en zal hij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep.
2.2.
Vanwege de intrekking van het hoger beroep zal [verzoeker] worden veroordeeld in de proceskosten van [verweerders] in hoger beroep, als de in het ongelijk gestelde partij. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1]

3.3. De beslissing

Het hof:
3.1.
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 9 februari 2024;
3.2.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de volgende proceskosten van [verweerders] in hoger beroep:
€ 349,- aan griffierecht
€ 1.214,- aan salaris van de advocaat van [verweerders] (1 procespunt x appeltarief II)
3.3.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, C.M.E. Lagarde en P.J. van der Korst en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.