ECLI:NL:GHARL:2025:1063

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
200.338.341
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de overname van een onderneming en de geldigheid van provisieafspraken in het kader van corruptieclaims

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door Europarcs Holding B.V., Europarcs Real Estate B.V., Europarcs Enkhuizer Strand B.V. en Somnium Recreatie B.V. tegen [geïntimeerde] GmbH. De zaak betreft een geschil over de geldigheid van provisieafspraken die zijn gemaakt in het kader van de overname van een onderneming. [geïntimeerde] had op verschillende vakantieparken kavels en chalets verkocht, eerst voor Somnium en later voor Europarcs. [geïntimeerde] vorderde betaling van provisie, schadevergoeding en een klantenvergoeding van Europarcs, terwijl Europarcs betwistte dat zij aan de provisieafspraken gebonden was en corruptie en fraude aanvoerde als argument om de afspraken nietig te verklaren. De kantonrechter had Europarcs belast met de bewijsopdracht om aan te tonen dat de overeenkomst met [geïntimeerde] nietig was vanwege strijd met de openbare orde en goede zeden. Het hof oordeelde dat de eerdere provisieafspraak tussen [geïntimeerde] en Somnium door Europarcs was overgenomen en dat de bewijsopdracht terecht aan Europarcs was gegeven. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en verwees de zaak terug voor verdere behandeling, waarbij Europarcs werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.338.341
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 10281072)
arrest van 25 februari 2025
in de zaak van

1.Europarcs Holding B.V.,

2. Europarcs Real Estate B.V.,
3. Europarcs Enkhuizer Strand B.V.,
4. Somnium Recreatie B.V.,
allen gevestigd in Apeldoorn,
die hoger beroep hebben ingesteld
en bij de kantonrechter optraden als gedaagden in conventie en eiseressen in reconventie,
hierna gezamenlijk: Europarcs, dan wel voor appellante onder 4.: Somnium
advocaat: mr. P.J.A. Plattel,
tegen
[geïntimeerde] GmbH
die is gevestigd in Heinsberg, Duitsland
en bij de kantonrechter optrad als eiseres in conventie en gedaagde in reconventie,
hierna: [geïntimeerde]
advocaat: mr. M.G. Krüger.

1.Kern van de zaak en uitkomst

1.1.
[geïntimeerde] heeft op verschillende vakantieparken kavels en chalets verkocht, eerst voor Somnium, later (na een overname) voor Europarcs. In verband daarmee vordert [geïntimeerde] van Europarcs betaling van provisie, schadevergoeding en een klantenvergoeding. Europarcs meent dat zij niets hoeft te betalen omdat de provisieafspraak van [geïntimeerde] met Somnium niet voor haar geldt en bovendien dat er sprake zou zijn van corruptie en fraude op grond waarvan een eventuele afspraak niet geldt. In verband daarmee vordert Europarcs juist van [geïntimeerde] terugbetaling van eerder betaalde provisies alsook schadevergoeding en boetes. De kantonrechter heeft een bewijsopdracht aan Europarcs gegeven en op verzoek van Europarcs tussentijds hoger beroep opengesteld. In de kern meent Europarcs in hoger beroep dat duidelijk is dat zij niet is gebonden aan provisieafspraken die eerder met Somnium zijn gemaakt dan wel dat zij onterecht een bewijsopdracht heeft gekregen.
1.2.
Het hof zal oordelen dat de eerdere provisieafspraak tussen [geïntimeerde] en Somnium door Europarcs is overgenomen en dat de bewijsopdracht terecht aan Europarcs is gegeven. Hoe het hof tot dit oordeel komt wordt hieronder toegelicht.

2.De procedure bij het hof en de kantonrechter

2.1.
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
• de hogerberoepsdagvaarding van 16 februari 2024,
• de memorie van grieven van Europarcs;
• de memorie van antwoord van [geïntimeerde] (met producties 47 tot en met 58).
2.2.
Op 28 januari 2025 heeft een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden.
Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.
2.3.
[geïntimeerde] heeft bij de kantonrechter (na vermeerdering van eis) van Europarcs betaling gevorderd van – samengevat – nog toekomende provisie van € 477.500 en van een reeks aan facturen voor onbetaalde provisie. Daarnaast vordert zij schadevergoeding als gevolg van de voortijdige beëindiging van de samenwerking door Europarcs van in totaal € 8.445.154,60, alsook schadevergoeding van € 513.244 als gevolg van misgelopen provisie vanwege door Europarcs ontbonden koopovereenkomsten. Ten slotte vordert [geïntimeerde] een klantenvergoeding vanwege haar werkzaamheden als handelsagent, ter hoogte van € 1.775.385,65 en vergoeding van incasso- en beslagkosten en wettelijke (handels)rente.
Europarcs heeft een tegenvordering ingesteld tegen [geïntimeerde] . Zij vordert (na vermeerdering van eis) samengevat betaling van een schadevergoeding vanwege onrechtmatig handelen van € 428.654, een vergoeding voor de overige schade die is ontstaan als gevolg van corruptie (nader op te maken bij staat) alsook veroordeling tot betaling van boetes en schadevergoeding vanwege ontbinding van koopovereenkomsten door Europarcs. Voorwaardelijk maakt Europarcs nog aanspraak op € 5.912.157 vanwege eerder onterecht aan [geïntimeerde] betaalde provisie, met daarnaast nevenvorderingen rond het onder haar gelegde beslag en de daardoor geleden schade.
2.4.
De kantonrechter heeft, voor zover relevant in dit hoger beroep, bij tussenvonnis geoordeeld dat tussen [geïntimeerde] en Europarcs een provisieregeling is overeengekomen en dat Europarcs moet bewijzen dat de overeenkomst met [geïntimeerde] nietig is vanwege strijd met de openbare orde en de goede zeden, kort gezegd vanwege corruptie bij de oorspronkelijke totstandkoming.
2.5.
Op verzoek van Europarcs is bij vonnis van 22 november 2023, voor zover hier relevant, door de kantonrechter toegestaan dat hoger beroep wordt ingesteld van het tussenvonnis van 11 oktober 2023. De bedoeling van het hoger beroep dat Europarcs vervolgens heeft ingesteld is dat de vorderingen van [geïntimeerde] (conventie) alsnog direct worden afgewezen en de tegenvorderingen van Europarcs (reconventie) worden toegewezen. Subsidiair meent Europarcs dat [geïntimeerde] de bewijsopdracht moet krijgen om te bewijzen dat de inhoud van de overeenkomst 2016 zoals door haar overgelegd de afspraken tussen partijen weergeeft en dat géén sprake was van corruptie.

3.De motivering

Wat is er gebeurd?

3.1.
[de eigenaar van geïntimeerde] (hierna: [de eigenaar van geïntimeerde] ) en Somnium hebben vanaf 2012 samengewerkt met betrekking tot de verkoop van vakantiewoningen. Somnium is een 100%-dochter van Droomparken Holding B.V. (hierna: Droomparken), en is de exploitatiemaatschappij van verschillende vakantieparken, die landelijk opereerden onder de naam ‘Droomparken’. [de eigenaar van geïntimeerde] heeft bemiddeld bij de verkoop aan Duitse klanten van vakantiewoningen op parken van Somnium/Droomparken in Nederland.
3.2.
Op 9 december 2016 hebben [de eigenaar van geïntimeerde] en de verkoopdirecteur van Somnium/Droomparken, de heer [de verkoopdirecteur] (hierna: [de verkoopdirecteur] ) namens Somnium een in de Duitse taal opgesteld contract genaamd ‘
Vertriebsvereinbarung’ ondertekend (hierna: overeenkomst 2016) waarin Somnium als ‘
Lieferant’en [de eigenaar van geïntimeerde] als
’Vertriebspartner’worden aangeduid en waarin - voor zover van belang - het volgende staat:
“§11. Der Vertriebspartner hat vom Lieferanten insgesamt 8 Chalets (...) erworben, die
vereinbarungsgemä bis zum 31.12.2017 abgenommen und bezahlt werden müssen,
spätestens jedoch mit Verkauf an dritte Personen über einen Vertrag vom Lieferanten durch
die Käufer bezahlt werden müssen. Nach Zahlung der Käufer an den Lieferanten wird die
vereinbarte Provision an den Vertriebspartner innerhalb eine Woche zur Zahlung fällig,
(...)
§4
(...)
2. Die Differenz zum Einkaufspreis des Vertriebspartners zum Kaufpreis für den 3. Käufer
wird dann vom Lieferanten gegen Stellung einer Rechnung an den Vertriebspartner als
Provision ausgezahlt.
(...)
§10
1. Diese Vereinbarung gilt unbefristet, jedoch mindestens bis 31.12.2018. Die
Kündigungsfrist soll 6 Monate zum Jahresende betragen. Sie verlängert sich automatisch
jeweils um ein Jahr, wenn sie von keiner Seite gekündigt wurde.(…)”
3.3.
In januari 2017 heeft [de eigenaar van geïntimeerde] zijn activiteiten voor Somnium voortgezet via [geïntimeerde] . [de eigenaar van geïntimeerde] was tot zijn overlijden in oktober 2021 bestuurder van [geïntimeerde] . Ook [de huidige bestuurder van geïntimeerde] , de dochter van [de eigenaar van geïntimeerde] (hierna: [de huidige bestuurder van geïntimeerde] ), was werkzaam in de onderneming, eerst op de administratie en nu als bestuurder van [geïntimeerde] .
3.4.
De werkwijze rond de provisie van [geïntimeerde] volgt onder meer uit de verkoop in 2020 van een chalet met kavel (ES 206) op Droompark Enkhuizer Strand. Op 9 juni 2020 ondertekende [de eigenaar van geïntimeerde] een formulier waarop staat dat Somnium aan hem 14 chalets met kavels (waaronder ES 206) verkoopt, waarbij per type chalet een prijs is opgenomen. De prijs voor ES 206 was
€ 135.000. Door bemiddeling van [de eigenaar van geïntimeerde] is ES 206 op 31 augustus 2020 verkocht aan Duitse klanten voor een koopsom van € 195.500. Somnium heeft op 2 september 2020 een factuur aan de Duitse klanten gestuurd voor een aanbetaling van ES 206. Na de betaling van de volledige koopsom door de Duitse klanten aan Somnium heeft [geïntimeerde] op 4 januari 2021 een provisiefactuur gestuurd voor € 60.500, te weten het verschil tussen € 135.000 en € 195.500. Somnium heeft die factuur betaald.
3.5.
In 2020 heeft Europarcs Droomparken overgenomen. [geïntimeerde] en Europarcs hebben over de inhoud van een tussen hen te sluiten overeenkomst gecorrespondeerd. Op 16 september 2020 heeft [geïntimeerde] een voorstel gestuurd aan Europarcs waarin onder meer de volgende tekst is opgenomen:
“1. Seit dem Jahr 2016 besteht der Vertrag zwischen der [geïntimeerde] GmbH / [de eigenaar van geïntimeerde]
und Somnium Recreatie / Droomparken über die Zusammenarbeit zum Vertrieb von
Ferienhäusern.
2. Im Jahr 2020 wurde die niederländische Gesellschaft in Europarcs integriert. Europarcs
übernimmt die geschlossenen Vereinbarungen zu 100% inklusive des in Heinsberg
vorhandenen Verkaufsbüros mit Ausstelungsflächen, Mobiliar und Chalet Maximaal Plus
mit Einrichtung (...)
[geïntimeerde] GmBH, [de eigenaar van geïntimeerde] GF Europarcs, [de CEO van Europarcs] Directie
Hiermit bestätigen wir, dass der Showroom in Heinsberg weiter betrieben werden soll bis mindestens zu einer Laufzeit von insgesamt 5 Jahren, also bis Ende 2025!(…)
Der Kooperations Vertrag mit der [geïntimeerde] Gruppe wird von unserer Seite aus in der bestehenden Form für diese Zeit fortgeführt."
3.6.
Op 24 september 2020 heeft [geïntimeerde] een eerste conceptovereenkomst voor ‘
Zusammenarbeit’ van (de bedrijfsjuriste van) Europarcs gehad. Op 25 september 2020 heeft [geïntimeerde] op het concept gereageerd, onder meer met de opmerking:
“(…)
D. zusätzlich wurde ein Vereinbarung über den Verkauf bei der Erweiterung von Schoneveld getroffen! Es wurde schriftlich zugesichert, das ich dat recht habe, die ersten 40 Kavels zu bestimmen, die ich alleine verkaufen kann an meine Kunden!(…)”
3.7.
Op 29 september 2020 hebben [geïntimeerde] en de heer [de bestuurder van Europarcs] namens Europarcs Holding B.V. een overeenkomst gesloten (hierna: overeenkomst 2020), waarvan de tekst op 28 september 2020 per e-mail door de bedrijfsjuriste van Europarcs aan [geïntimeerde] was gestuurd. In de overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
"(...)Berücksichtigen Sie Folgendes:
A. [geïntimeerde] ist ein Unternehmen, das unter anderem verschiedene Arten von
Freizeitunterkünften über komplette Ausstellungen in einem Ausstellungsraum zum Verkauf
anbietet.
B. [geïntimeerde] hat seit 2016 eine Kooperationsvereinbarung mit Droomparken, unter anderem im
Zusammenhang mit Ausstellungen von Ferienhäusern mit Zubehör;
C. Europarcs hat Droomparken übernommen und 2020 wird das niederländische
Unternehmen Droomparken in Europarcs integriert.
D. Europarcs möchte die Kooperationsvereinbarung im Zusammenhang mit den
Austellungen mit [geïntimeerde] van Droomparken unter den in dieser Vereinbarung enthaltenen
Bedingungen übernehmen.
E. Darüber hinaus wird Europarcs die zwischen [geïntimeerde] und Droomparken in Bezug auf den
Droompark Schöneveld getroffenen Vereinbarungen einhalten, wobei vereinbart wurde,
dass [geïntimeerde] das erste Recht hat, 40 Grundstücke an seinen Familie / Kunden im Ferienpark
in Schönefeld zu verkaufen. Die genauen Bedingungen dieser Zusammenarbeit werden
zwischen den Parteien in einer separaten Vereinbarung vereinbart:
(...)
Artikel 1 - Art, Umfang und Beginn der Arbeiten
1. Europarcs erteilt [geïntimeerde] hiermit den Auftrag, die von Europarcs an [geïntimeerde] angebotenen
und verkauften Showmodelle zum Verkauf anzubieten.
2. [geïntimeerde] bietet die Ferienhäuser in Ausstellugen und Austellungen in seinem
Ausstellungsraum in Heinsberg an, die es frei organisieren kann und den Kaufpreis frei
bestimmen kann.(...)
Artikel 4 - Dauer und Beendigung des Vertrages
l. Diese Vereinbarung gilt bis zum 31. Dezember 2025 und kann nur aufgrund der in Absatz
3 aufgeführten Ausnahmen vorzeitig gekündigt werden.(...)”
3.8.
[geïntimeerde] heeft na de totstandkoming van de overeenkomst 2020 aan Europarcs verschillende provisiefacturen gestuurd, bestaande uit het verschil tussen de met Europarcs afgesproken prijs voor een chalet en/of een kavel en de met de klant daarvoor overeengekomen verkooprijs. Deze provisiefacturen zijn tot september 2021 door Europarcs betaald, tot een bedrag aan provisie van meer dan € 2 miljoen.
3.9.
Naar aanleiding van de hoogte van de door [geïntimeerde] ingediende provisiefacturen, heeft Europarcs onderzoek laten verrichten naar [de verkoopdirecteur] . Uit dit onderzoek is het bestaan van de zogeheten ‘
Liste [de verkoopdirecteur] ’gebleken. Dit is een ongedateerd en niet ondertekend document dat met betrekking tot de periode van 29 mei 2020 tot en met 30 juni 2020 een overzicht bevat van verkochte kavels en/of chalets (waaronder ES 206) en daarvoor per verkoop verschuldigde (
‘fällig’) bedragen tot een totaalbedrag van € 276.154 waarvan een deel al voldaan is
(‘bereits geleistet’). Ook staan een ‘
Anzahlung Spanien’en diverse luxe sportwagens vermeld, waarmee wordt verrekend zodat nog een saldo (‘
Überzahlung’) resteert van € 93.654.
3.10.
[de huidige bestuurder van geïntimeerde] heeft in een e-mail van 5 februari 2021 aan [de verkoopdirecteur] geschreven:
"Hallo [de verkoopdirecteur] ,
anbei findest du unsere Rechnung für den Lamborghini Urus unter Berücksichtigung der bereits
geleisteten Anzahlung in Höhe von 30.000,- € mit der Bitte um Überweisung auf unser Konto. Die entsprechende Gelangensbestätigung, auf der du die Ausfuhr in die Niederlande bestätigst, muss noch mit Datum und Unterschrift versehen und anschlieend bitte an mich zurückgeschickt werden.
Weiterhin füge ich unsere aktualisierte Aufstellung hinzu. Bitte schreibe uns doch eine Rechnung in Höhe von 93.654,00 € zzgl. BTW Wir werden diese dann gerne umgehend begleichen."
3.11.
In een e-mail van 7 april 2021 schreef [de huidige bestuurder van geïntimeerde] aan [de verkoopdirecteur] :
"das Grundstück 246 in Enkhuizen wurde mittlerweile an die Kunden übertragen und von Somnium an uns bezahlt. Du kannst uns also eine Rechnung über 5.000,- € zzgl. BTW schreiben.”
Het hoger beroep van Europarcs
3.12.
[geïntimeerde] legt aan haar vorderingen bij de kantonrechter ten grondslag de provisieafspraken die volgens haar met Europarcs in de overeenkomst van 2020 zijn gemaakt. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 11 oktober 2023 geoordeeld dat tussen Europarcs en [geïntimeerde] in de overeenkomst 2020 een provisieregeling is overeengekomen, die gelijk is aan de provisieregeling uit de overeenkomst 2016. Vervolgens is geoordeeld dat de overeengekomen provisie buitensporig hoog is maar dat dat op zich niet voldoende is om het beroep van Europarcs op nietigheid of vernietigbaarheid van de overeenkomst 2020 wegens strijd met de openbare orde of goede zeden gegrond te oordelen. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig zoals Europarcs die stelt, namelijk dat [de verkoopdirecteur] bij de totstandkoming van de overeenkomst 2020 Europarcs onjuist of onvolledig heeft geïnformeerd over de in 2016 afgesproken grondslag van de provisie, en dat [geïntimeerde] steekpenningen betaalde aan [de verkoopdirecteur] . De kantonrechter heeft kort gezegd overwogen dat als deze twee stellingen juist zijn er grond is voor nietigheid van de overeenkomst 2020 vanwege strijd met de openbare orde en de goede zeden. Concreet heeft de kantonrechter Europarcs met het bewijs belast (i.) dat [de verkoopdirecteur] haar voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst 2020 met [geïntimeerde] onjuist of onvolledig heeft geïnformeerd over de grondslag van de aan [geïntimeerde] toekomende provisie volgens de overeenkomst 2016 en (ii.) dat tussen [de verkoopdirecteur] en [geïntimeerde] afspraken zijn gemaakt over het betalen van steekpenningen aan [de verkoopdirecteur] en daaraan ook uitvoering is gegeven door [geïntimeerde] .
3.13.
Europarcs voert in hoger beroep in wezen twee bezwaren aan tegen het vonnis van de kantonrechter. Allereerst meent Europarcs dat de kantonrechter onterecht heeft geoordeeld dat de provisieafspraak uit 2016 onderdeel is van de overeenkomst 2020. Daarnaast richt Europarcs haar pijlen op het aan haar geven van een bewijsopdracht: een bewijsopdracht is überhaupt niet aan de orde, dan wel moet die aan [geïntimeerde] worden gegeven.
3.14.
Ter zitting bij het hof heeft [geïntimeerde] bezwaar gemaakt tegen de omvang van het hoger beroep. Bij het verzoek aan de kantonrechter om tussentijds hoger beroep van het tussenvonnis van 11 oktober 2023 in te mogen stellen heeft Europarcs alleen maar vermeld dat zij het geven van de bewijsopdracht voor wilde leggen. Door nu toch het gehele geschil tussentijds voor te leggen gebruikt zij een dubbele mogelijkheid tot hoger beroep, ontzegt zij [geïntimeerde] een instantie en heeft Europarcs aan de kantonrechter een valse voorstelling van zaken gegeven, aldus [geïntimeerde] . Het hof passeert dit bezwaar. [geïntimeerde] miskent dat een partij die tussentijds hoger beroep instelt, gehouden is al haar bezwaren tegen het tussenvonnis aan te voeren en de mogelijkheid verliest dat bij een latere gelegenheid in appél te doen (de zogenoemde 'eenkeerschietenregel'). [1] Het staat het Europarcs dus vrij om al haar bezwaren tegen het tussenvonnis van 11 oktober 2023 in dit hoger beroep aan te voeren.
Provisieafspraak uit 2016 is overgenomen
3.15.
Ook in hoger beroep betwist Europarcs dat zij met [geïntimeerde] de door [geïntimeerde] gestelde provisieafspraak is overeengekomen. Europarcs heeft naar voren gebracht dat zij bij de ondertekening van de overeenkomst 2020 niet bekend was met de overeenkomst 2016 (en de provisieafspraak daaruit) zoals die door [geïntimeerde] in het geding is gebracht. Weliswaar staat in de overeenkomst 2020 (overweging D) dat de ‘
Kooperationsvereinbarung’ tussen [geïntimeerde] GmbH en Droomparken wordt overgenomen, maar daarmee kan niet de overeenkomst 2016 zijn bedoeld. Die overeenkomst is gesloten tussen andere partijen, namelijk Somnium en [de eigenaar van geïntimeerde] in privé. Daar komt bij dat in overweging D wordt gesproken over een ‘
Kooperationsvereinbarung’,vertaald: samenwerkingsovereenkomst, terwijl het opschrift van de overeenkomst 2016 ‘
Vertriebsvereinbarung’luidt, vertaald: distributieovereenkomst. Bovendien verwijst overweging D niet naar de overeenkomst 2016 omdat die overeenkomst slechts ging over de verkoop van acht specifieke chalets die uiterlijk op 31 december 2017 van Somnium moesten zijn afgenomen. Europarcs geeft in artikel 1 van de overeenkomst 2020 alleen de opdracht om de showmodellen die [geïntimeerde] van Europarcs aangeboden krijgt ter verkoop aan te bieden in de showroom van [geïntimeerde] in Heinsberg. Daarmee is een nieuwe opdracht gedefinieerd, zodat de provisieafspraak voor een mogelijk andersluidende eerdere opdracht aan [geïntimeerde] niet meer bestaat. Met overweging D is er volgens Europarcs alleen in algemene zin op gewezen dat voorheen een samenwerkingsovereenkomst bestond tussen Droomparken en [geïntimeerde] GmbH, en dat Europarcs de samenwerking wil continueren, maar dan wel onder de voorwaarden uit de overeenkomst 2020 (‘
unter den in dieser Vereinbarung enthaltenen Bedingungen’) en in samenhang met de door [geïntimeerde] tentoongestelde woningen (‘
Ausstellungen’). De beloning die [geïntimeerde] kreeg voor haar werkzaamheden onder de overeenkomst 2020 was het eerste recht om op vakantiepark Schoneveld 40 kavels voor klanten te kopen (en te verkopen), aldus Europarcs. Verder stelt Europarcs dat zij ook nooit alle verplichtingen uit de overeenkomst 2016 heeft willen overnemen, zeker niet omdat [de verkoopdirecteur] de overeenkomst 2016 is aangegaan terwijl hij daartoe niet bevoegd was en hij een dubbele agenda had. De overeenkomst 2020 kan op grond van het voorgaande niet zo worden uitgelegd als de kantonrechter deed. Vanwege de gedegen betwisting door Europarcs moet [geïntimeerde] tenslotte bewijzen dat de overeenkomst 2016 de overeenkomst is waar in overweging D naar wordt verwezen. Op de standpunten van [geïntimeerde] wordt zo nodig hieronder ingegaan.
3.16.
Gelet op het verweer van Europarcs komt het aan op uitleg van de overeenkomst 2020. Bij de uitleg van overeenkomsten geldt dat, ook als groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van gekozen bewoordingen, de overige omstandigheden van het geval steeds kunnen meebrengen dat een andere dan de taalkundige betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend blijft de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en wat zij hierover redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. [2] Daarbij kunnen ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst van belang zijn voor de aan die overeenkomst te geven uitleg. [3] Op [geïntimeerde] rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de stelplicht en, bij een voldoende gemotiveerde betwisting door Europarcs, de bewijslast van de feiten en omstandigheden waarop [geïntimeerde] zich in het kader van de uitleg en meer in het bijzonder dat de provisieafspraak zoals die onder de overeenkomst 2016 gold, ook onderdeel is van de overeenkomst 2020. [geïntimeerde] beroept zich immers op het rechtsgevolg van die provisieafspraak, namelijk dat Europarcs (onder meer) provisie aan haar verschuldigd is.
3.17.
Het hof oordeelt dat de provisieafspraak uit de overeenkomst 2016 tussen [geïntimeerde] en Europarcs is voortgezet met de overeenkomst 2020. Daarvoor is het volgende van belang. Allereerst is niet weersproken dat [de eigenaar van geïntimeerde] en de heer [de oprichter van Droomparken] , de oprichter en vorige (middellijke) bestuurder van Somnium/Droomparken, al vanaf 2012 hebben samengewerkt op dezelfde manier als onder de overeenkomst 2016. Kort gezegd betekende dat dat [de eigenaar van geïntimeerde] ten behoeve van Somnium/Droomparken vakantiewoningen en/of kavels op vakantieparken van Somnium/Droomparken verkocht (op locatie of vanuit zijn showroom), en dat hij daarvoor provisie mocht rekenen, bestaande uit het verschil tussen de door Somnium/Droomparken vastgestelde (minimale) verkoopprijs en de verkoopprijs die [de eigenaar van geïntimeerde] met de Duitse klanten wist af te spreken. Ook is niet weersproken dat de overeenkomst 2016 een vastlegging is van die bestaande afspraken. De overeenkomst 2016 is ondertekend door [de verkoopdirecteur] , die in elk geval (onweersproken) verkoopdirecteur van Somnium/Droomparken was. Verder staat vast de heer [de financieel directeur bij Somnium] , financieel directeur bij Somnium/Droomparken, de provisiebetalingen op basis van de overeenkomst 2016 goedkeurde. Als [de verkoopdirecteur] al onbevoegd was om de overeenkomst 2016 aan te gaan (dat verweer is verder door Europarcs niet toegelicht) dan mocht [geïntimeerde] in elk geval vertrouwen op [de verkoopdirecteur] vertegenwoordigingsbevoegdheid, vanwege zijn functie en vanwege de jarenlange betaling van de provisie met goedkeuring van de financieel directeur. Europarcs constateert terecht dat in de overeenkomst 2016 specifiek acht chalets/kavels staan vermeld die voor 31 december 2017 afgenomen en betaald moesten zijn. Tegelijkertijd heeft de overeenkomst 2016 een looptijd tot ten minste 31 december 2018 en is in artikel 7 bepaald dat [geïntimeerde] meer chalets van Somnium/Droomparken kon verwerven onder gelijke voorwaarden, waaronder de desbetreffende verkoopprijs. Niet betwist is dat [geïntimeerde] buiten de acht genoemde chalets/kavels nog tientallen chalets/kavels heeft verkocht en daarvoor provisie heeft ontvangen, zodat de overeenkomst 2016 [geïntimeerde] aanspraak geeft op provisie voor meer dan alleen de acht specifiek genoemde chalets/kavels.
3.18.
Uit de totstandkoming van de overeenkomst 2020 is verder voldoende duidelijk dat de bedoeling van [geïntimeerde] was om op de oude voet door te gaan. Niet alleen staat dat letterlijk in het eerste voorstel van [geïntimeerde] (‘
Der Kooperations Vertrag mit der [geïntimeerde] Gruppe wird(…)
in der bestehenden Form (…) fortgeführt’), maar dat volgt ook uit haar verwijzing in dit voorstel naar de overeenkomst die sinds 2016 bestaat tussen ‘
[geïntimeerde] GmbH / [de eigenaar van geïntimeerde] und Somnium Recreatie / Droomparken’(3.5.). Europarcs heeft dit in de definitieve overeenkomst 2020 overgenomen: in overweging B is verwezen naar de sinds 2016 bestaande samenwerkingsovereenkomst van [geïntimeerde] met Droomparken en in overweging D staat dat Europarcs die samenwerkingsovereenkomst over zou willen nemen (3.7.). Dat in overweging D naar andere partijen wordt verwezen dan die in de overeenkomst 2016 staan genoemd heeft tegen deze achtergrond geen doorslaggevende betekenis. Hetzelfde geldt voor het verschil in benaming tussen de overeenkomst 2016 (‘
Vertriebsvereinbarung’) en overweging D (‘
Kooperationsvereinbarung’) aangezien [geïntimeerde] in het eerste voorstel zowel spreekt over ‘
Vertrag (…) über die Zusammenarbeit zum Vertrieb’als over ‘
Kooperations Vertrag’ (3.5), daarmee klaarblijkelijk op hetzelfde doelend.
3.19.
Ook neemt het hof niet over dat de inhoud van de opdracht aan [geïntimeerde] met de overeenkomst 2020 is gewijzigd. Aan Europarcs kan worden toegegeven dat overweging A en artikel 1 lid 1 en 2 aanwijzingen zijn dat [geïntimeerde] alleen vakantiewoningen verkocht vanuit de showroom in Heinsberg. Tegenover de hiervoor genoemde aanwijzingen, dat het de bedoeling van partijen was om de bestaande samenwerking voort te zetten, is dat echter niet overtuigend genoeg. Wezenlijk daarbij is de verklaring van de heer [de CEO van Europarcs] , CEO van Europarcs, van 19 januari 2021 waarin hij aangeeft dat het voor Droomparken/Europarcs van groot belang is dat [de eigenaar van geïntimeerde] ‘
dagelijks de grens over kan om voor ons te verkopen en bezichtigingen uit te voeren op een van onze parken’. De werkzaamheden van [geïntimeerde] onder de overeenkomst 2020 besloegen dus meer dan alleen het in de showroom in Heinsberg verkopen van vakantiewoningen van Europarcs, en waren gelijk aan de werkzaamheden van daarvoor. Dat de feitelijke werkzaamheden onder de overeenkomst 2020 gelijk waren aan de werkzaamheden van daarvoor is namelijk niet weersproken.
3.20.
Onder overweging D van de overeenkomst 2020 staat vervolgens dat de samenwerking wordt voortgezet onder de in deze overeenkomst opgenomen voorwaarden (‘
enthaltenen Bedingungen’). In de overeenkomst 2020 zijn echter voor de beloning van [geïntimeerde] geen voorwaarden opgenomen. Dat de beloning zou bestaan uit het eerste recht voor [geïntimeerde] op 40 kavels op het vakantiepark Schoneveld, zoals Europarcs voor het eerst in hoger beroep bepleit, volgt dus in elk geval niet uit de tekst van de overeenkomst 2020. In het eerste concept van Europarcs stond ook geen verwijzing naar Schoneveld. Alleen doordat [geïntimeerde] aankaartte dat naast de bestaande overeenkomst nog een andere overeenkomst rond Schoneveld was gesloten (‘
zusätzlich’), heeft Europarcs hierover iets in de overwegingen opgenomen. Onder overweging E bevestigt Europarcs het op zichzelf staande karakter van Schoneveld
(‘Darüber hinaus’), met de toevoeging dat die samenwerking in een aparte overeenkomst vorm gegeven zou worden. Daarmee ligt het niet voor de hand dat de beloningsafspraak voor de werkzaamheden van [geïntimeerde] het eerste recht op 40 kavels op vakantiepark Schoneveld zou zijn, waarbij dit dan zou zijn opgenomen in de overwegingen en niet in de tekst van de overeenkomst zelf. Dat is des te minder aannemelijk omdat in artikel 1 lid 2 van de overeenkomst 2020 staat dat [geïntimeerde] vrij is om de verkooprijs van de chalets te bepalen (3.7.). Dat is gelijk aan de door [geïntimeerde] en Somnium/Droomparken gehanteerde werkwijze en is niet te rijmen met een beloningsafspraak zoals door Europarcs bepleit. Het ontbreken van een nieuwe provisieafspraak en het deels expliciet overnemen van de eerdere werkwijze zijn verdere duidelijke aanwijzingen dat de bedoeling van partijen was de provisieafspraak uit de overeenkomst 2016 voort te zetten.
3.21.
Ten slotte heeft [geïntimeerde] onderbouwd (onder meer aan de hand van de stukken rond de verkoop eind 2020 van chalet en kavel 769) dat zij vanaf de totstandkoming van de overeenkomst 2020 tot en met september 2021 voor Europarcs op dezelfde manier heeft gewerkt als onder de overeenkomst 2016, inclusief het sturen van provisiefacturen. Dat is door Europarcs niet bestreden. Die provisie werd op dezelfde manier bepaald namelijk het verschil in prijs voor een chalet/kavel die tussen Europarcs en [geïntimeerde] gold, en de door [geïntimeerde] gerealiseerde verkoopprijs die door de klant aan Europarcs werd betaald. Europarcs heeft de provisiefacturen ook betaald, voor (onweersproken) een bedrag van ruim € 2 miljoen. Europarcs heeft erkend dat zij minimumprijzen heeft opgegeven en dat het verschil met de uiteindelijke koopprijs door [geïntimeerde] aan Europarcs werd gefactureerd. Volgens haar komt aan deze feitelijke uitvoering gedurende ruim een jaar echter geen betekenis toe omdat die facturen werden afgetekend door [de verkoopdirecteur] . Bij dat verweer ontbreekt echter feitelijke onderbouwing. Tussen partijen staat vast dat [de verkoopdirecteur] vanaf 1 november 2020 niet meer werkzaam was bij Europarcs, terwijl ook na die datum provisiefacturen van [geïntimeerde] door Europarcs zijn betaald. Verder heeft [geïntimeerde] Europarcs een aantal maal aangemaand tot betaling van provisiefacturen. Uit de overgelegde reacties van Europarcs op die aanmaningen, zoals bijvoorbeeld appverkeer van [de financieel directeur bij Somnium] van september 2020 (productie 40 conclusie van antwoord in reconventie) of van Vos op 22 april 2021 (productie 20 dagvaarding) en de daarop volgende betalingen, blijkt dat Europarcs wel degelijk zelf de facturen accordeerde. Ook de verklaring van de heer [de advocaat] , de Duitse advocaat van [geïntimeerde] , ondersteunt dit: onweersproken is dat [de bestuurder van Europarcs] in een gesprek op 17 maart 2022 in zijn bijzijn bevestigde dat de openstaande rekeningen van [geïntimeerde] op korte termijn betaald zouden worden (productie 57 memorie van antwoord). Dat betekent dat ook uit het feitelijk handelen van Europarcs is af te leiden dat de provisieafspraak uit de overeenkomst 2016 tussen haar en [geïntimeerde] werd nageleefd.
3.22.
Dit alles leidt tot de conclusie dat Europarcs de door [geïntimeerde] gestelde en geconcretiseerde feiten en rechten die [geïntimeerde] heeft aangevoerd ter onderbouwing van de door haar bepleite uitleg van de overeenkomst 2020, onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De overeenkomst 2020 moet daarom, zoals de kantonrechter ook heeft geoordeeld, voor het recht op provisie zo worden uitgelegd dat de provisieafspraak uit de overeenkomst 2016 ook tussen Europarcs en [geïntimeerde] van toepassing is. Wat Europarcs nog meer heeft aangevoerd maakt dat niet anders.
Bewijsopdracht aan Europarcs is terecht
3.23.
Europarcs heeft met haar grieven aangevoerd dat geen bewijsopdracht aan haar had moeten worden gegeven. Als die al wel aan de orde zou zijn dan had bovendien niet zij maar [geïntimeerde] die bewijsopdracht moeten krijgen. Het hof is het daar niet mee eens, wat hieronder wordt toegelicht.
3.24.
Het hof constateert om te beginnen dat de kantonrechter heeft overwogen dat voor een geslaagd beroep van Europarcs op de nietigheid van de overeenkomst 2020 vanwege strijd met de openbare orde en de goede zeden vast moet komen te staan (i.) dat [de verkoopdirecteur] haar voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst 2020 met [geïntimeerde] onjuist of onvolledig heeft geïnformeerd over de grondslag van de aan [geïntimeerde] toekomende provisie volgens de overeenkomst 2016 en (ii.) dat tussen [de verkoopdirecteur] en [geïntimeerde] afspraken zijn gemaakt over het betalen van steekpenningen aan [de verkoopdirecteur] en daaraan ook uitvoering is gegeven door [geïntimeerde] . Daartegen heeft Europarcs (maar ook [geïntimeerde] ) geen bezwaar (grief) gericht zodat het hof ervan uitgaat dat beide feiten moeten komen vast te staan als Europarcs een geslaagd beroep op de nietigheid van de overeenkomst 2020 vanwege strijd met de openbare orde of de goede zeden wil doen.
3.25.
Voor de beantwoording van de vraag of een bewijsopdracht moet worden gegeven zijn de artikelen 149 en 150 Rv leidend. Bepalend is of Europarcs voldoende feiten heeft gesteld en geconcretiseerd en of [geïntimeerde] daar een voldoende gemotiveerde betwisting tegenover heeft gezet.
Europarcs heeft voldoende feiten gesteld en geconcretiseerd
3.26.
Bij de kantonrechter heeft Europarcs een e-mail van [de bestuurder van Europarcs] van 11 mei 2022 aan [geïntimeerde] aangehaald waarin staat dat provisiefacturen zijn betaald omdat [de verkoopdirecteur] had bevestigd dat die juist zouden kunnen zijn (productie 29 dagvaarding), terwijl Europarcs toen niet wist van de corruptie. Daarmee is feitelijk geconcretiseerd dat [de verkoopdirecteur] Europarcs onjuist of onvolledig heeft geïnformeerd over de grondslag van de provisie. Ter onderbouwing van de steekpenningen die [geïntimeerde] volgens Europarcs met [de verkoopdirecteur] zou hebben afgesproken heeft Europarcs gewezen op de ‘
Liste [de verkoopdirecteur]’. Daaruit volgt het bedrag aan steekpenningen dat [de verkoopdirecteur] van [geïntimeerde] zou ontvangen bij de verkoop van specifiek met nummers aangeduide percelen op de vakantieparken van Europarcs. Ter zitting heeft Europarcs nog gewezen op de dure sportauto’s op die lijst en het feit dat uit de e-mail van [de huidige bestuurder van geïntimeerde] van 5 februari 2021 blijkt dat het hier om een geactualiseerde versie gaat (3.10). Dat betekent, zo meent Europarcs, dat de betaling van steekpenningen niet beperkt was tot de periode in 2020 die uit de
Liste [de verkoopdirecteur]blijkt én dat het om honderdduizenden euro’s ging. Ook heeft Europarcs de e-mail van [de huidige bestuurder van geïntimeerde] van 7 april 2021 aangehaald, die volgens haar aantoont dat na een verkoop gegevens werden uitgewisseld zodat [de verkoopdirecteur] een nota kon sturen. Als die nota om een terugbetaling zou gaan zoals [geïntimeerde] bepleit, zou geen factuur met BTW gestuurd hoeven worden, terwijl dat wel is gebeurd. Daarmee heeft Europarcs genoeg aangevoerd ter onderbouwing van haar beroep op nietigheid.
3.27.
Europarcs heeft ter zitting bij het hof nog aangevoerd dat op [geïntimeerde] een ‘verzwaarde motiveringsplicht’ rust, omdat de gegevens over de betaling van steekpenningen zich bij [geïntimeerde] bevinden. Om die reden kan van Europarcs niet worden gevergd dat zij de stelling dat sprake is van corruptie nog verder onderbouwt dan ze al doet. Dat kan wel van [geïntimeerde] worden gevergd, door in haar betwisting zodanige feitelijke gegevens te verstrekken dat zij Europarcs aanknopingspunten verschaft voor een eventuele nadere onderbouwing van Europarcs stellingen. Het hof passeert deze stelling, omdat uit rechtspraak volgt dat dit argument alleen opgaat in de situatie dat Europarcs te weinig feiten kan stellen en onderbouwen, omdat de voor die onderbouwing benodigde gegevens zich bevinden in het domein van [geïntimeerde] , en Europarcs daartoe geen toegang heeft. [4] Het hof heeft hiervoor echter vastgesteld dat Europarcs wel voldoende feiten heeft gesteld en geconcretiseerd. Mocht Europarcs met dit beroep hebben willen bepleiten dat het hof hogere eisen aan de betwisting door [geïntimeerde] zou moeten stellen, dan gaat dat om de hieronder opgenomen redenen niet op.
[geïntimeerde] heeft de stellingen voldoende gemotiveerd betwist
3.28.
Europarcs meent dat de door haar gestelde feiten en rechten door [geïntimeerde] niet of onvoldoende zijn betwist. Volgens haar heeft [geïntimeerde] de corruptie alleen maar ‘bloot’ betwist, dus zonder verdere uitleg of onderbouwing. Er is geen verklaring gegeven van de ‘
Liste [de verkoopdirecteur]’: op vragen van de kantonrechter heeft [de huidige bestuurder van geïntimeerde] alleen maar geantwoord dat zij de betekenis van de ‘
Liste [de verkoopdirecteur]’ niet kent, en dat haar vader die lijst had gemaakt, terwijl zij de lijst alleen maar verstuurde. Dat is geen gemotiveerde betwisting. Ook [de verkoopdirecteur] zelf gaat in zijn verklaring (productie 6 dagvaarding) niet in op de ‘
Liste [de verkoopdirecteur] ’en weigert daarover verder iets te verklaren, aldus Europarcs. Het hof neemt dat niet over en constateert dat [geïntimeerde] de stellingen van Europarcs voldoende gemotiveerd heeft betwist. Daarvoor wijst het hof op het volgende.
3.29.
[geïntimeerde] heeft aangevoerd dat Europarcs niet duidelijk maakt hoe enige smeergeldafspraak met [de verkoopdirecteur] ten grondslag kan liggen aan de provisieafspraak die in 2012 al met [de oprichter van Droomparken] is gemaakt en die met medewerking van [de oprichter van Droomparken] is vastgelegd in de overeenkomst 2016. Ook heeft [geïntimeerde] erop gewezen dat drie (financiële) functionarissen die bij Somnium/Droomparken betrokken waren bij de samenwerking met [geïntimeerde] (de heer [de financieel directeur bij Somnium] , de heer [functionaris1] en de heer [functionaris2] ) mee zijn overgegaan naar Europarcs en daar ook betrokken zijn geweest bij de verkoop van chalets/kavels door [geïntimeerde] en/of de betaling van provisie daarvoor. Europarcs wist dus van de provisieafspraak en hoe die werkte én heeft die voortgezet, volgens [geïntimeerde] . Ook heeft Europarcs niet kunnen uitleggen welk voordeel [geïntimeerde] zou krijgen door de vermeende corruptie. Dat kan volgens [geïntimeerde] niet de provisieafspraak
an sichzijn, want die dateert uit 2012. Ook voert [geïntimeerde] aan dat zij niet méér objecten dan anderen heeft mogen verkopen, wat – zo is het hof gebleken – ondersteuning vindt in de bevestiging ter zitting door Europarcs dat [geïntimeerde] geen exclusiviteit had voor de verkoop van chalets/kavels, noch dat zij daarvoor lagere aankoopprijzen kreeg dan anderen. [geïntimeerde] heeft (onbetwist) toegelicht dat de provisieafspraak juist in het voordeel van Europarcs werkte. Europarcs bepaalde namelijk zelf de verkoopprijs die zij wilde ontvangen en die door haar ook werd gehanteerd naar andere kopers. Door de provisieafspraak hield Europarcs meer over bij een verkoop door [geïntimeerde] , omdat zij geen loon, bonussen en andere kosten hoefde te voldoen uit de door haar gewenste opbrengst, wat wel zo was bij een verkoop via andere (interne) verkopers. Dit betekende voor Europarcs meer winst per verkochte vakantiewoning. Europarcs heeft naar de mening van [geïntimeerde] evenmin duidelijk kunnen maken welk nadeel zij heeft geleden.
3.30.
Volgens [geïntimeerde] had [de eigenaar van geïntimeerde] een langdurige zakelijke relatie met [de verkoopdirecteur] , die veel verder ging dan alleen de verkoop van vakantiewoningen en kavels, maar bijvoorbeeld ook de handel in auto’s of de levering van boten. [de eigenaar van geïntimeerde] is overleden en [de huidige bestuurder van geïntimeerde] was als administratief medewerker niet op de hoogte van de ins en outs maar zij meent dat het goed mogelijk is dat in het kader van die langlopende relatie bepaalde grote bedragen in delen werden (terug)betaald of verrekend nadat door de verkoop van vakantiewoningen gelden beschikbaar kwamen. Het hof constateert dat [geïntimeerde] deze betwisting ook onderbouwt met de e-mail van 5 februari 2021 van [geïntimeerde] aan [de verkoopdirecteur] waarin het ook gaat om de koop van een auto (3.10) en de bij die e-mail gevoegde factuur van € 193.340 gericht aan ANG Auto’s BV voor een Lamborghini. Daarbij wijst [geïntimeerde] verder op de onaannemelijkheid dat [de verkoopdirecteur] facturen met BTW zou sturen als het daadwerkelijk steekpenningen zou betreffen. Het standpunt volgend van Europarcs zou [geïntimeerde] bovendien in 2020 meer dan € 2 miljoen aan smeergelden hebben moeten betalen, wat meer is dan aan provisies in dat jaar is gefactureerd.
3.31.
Voor het hof is volstrekt onduidelijk waar de bedragen op de ‘
Liste [de verkoopdirecteur]’ vandaan komen, waar ze voor bedoeld waren, of welke afspraken daaraan ten grondslag liggen. Desgevraagd tijdens de zitting bij het hof heeft Europarcs echter – in het licht van wat [geïntimeerde] aanvoerde – niet kunnen uitleggen hoe de corruptie dan precies werkte. Op de vragen welk oneigenlijk voordeel [geïntimeerde] bij [de verkoopdirecteur] heeft bedongen in ruil voor dergelijke betalingen, en/of welk nadeel er voor Europarcs zou voortvloeien uit zulke betalingen heeft Europarcs geen afdoende antwoord kunnen geven. Daarmee heeft [geïntimeerde] de stelling dat sprake is van onvoldoende voorlichting door [de verkoopdirecteur] en van steekpenningen voldoende gemotiveerd betwist. Verstrekking van meer feitelijke gegevens om Europarcs aanknopingspunten te bieden voor een eventuele nadere onderbouwing van haar stellingen is in dit geval dus niet nodig, ook omdat – gelet op de betwisting door [geïntimeerde] –Europarcs niet voldoende heeft onderbouwd dat dergelijke gegevens überhaupt bestaan, en welke het dan betreft.
Bewijsopdracht aan Europarcs is terecht
3.32.
De conclusie op basis van het voorgaande is dat Europarcs voldoende heeft gesteld en geconcretiseerd en dat [geïntimeerde] die stellingen voldoende gemotiveerd heeft betwist. Dat betekent dat de kantonrechter terecht niet direct bij eindvonnis de vorderingen in conventie heeft afgewezen, maar een bewijsopdracht heeft gegeven. De vervolgvraag is of terecht aan Europarcs bewijs is opgedragen. In dit geval doet Europarcs een beroep op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten en rechten, namelijk dat daardoor de overeenkomst 2020 nietig is en dus wegvalt, waarmee (onder andere) geen grondslag (meer) zou bestaan voor betaling van enige provisie. Volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv rust de bewijslast dan op Europarcs. Omdat zij geen beroep heeft gedaan op een andere bewijslastverdeling op grond van enige bijzondere regel of de redelijkheid en billijkheid, en het hof ook geen aanleiding ziet om van de hoofdregel af te wijken, stelt het hof vast dat de kantonrechter terecht de bewijsopdracht aan Europarcs heeft gegeven.
3.33.
Dat betekent dat het hoger beroep van Europarcs niet slaagt. Het bestreden vonnis wordt bekrachtigd en de zaak wordt terugverwezen voor verdere behandeling door de kantonrechter in de rechtbank Gelderland. Omdat Europarcs in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Daarbij zijn Europarcs Holding B.V., Europarcs Real Estate B.V., Europarcs Enkhuizer Strand B.V. en Somnium Recreatie B.V. ieder voor het geheel aansprakelijk en dus hoofdelijk verbonden tot nakoming van die veroordeling. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [5]

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
4.1.
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 11 oktober 2023;
4.2.
verwijst de zaak terug naar de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, ter verdere behandeling van het geschil;
4.3.
veroordeelt Europarcs Holding B.V., Europarcs Real Estate B.V., Europarcs Enkhuizer Strand B.V. en Somnium Recreatie B.V. hoofdelijk tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 13.124 aan griffierecht
€ 12.434 aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (2 procespunten x appeltarief VIII);
4.4.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.5.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.J. Luijten, S.C.P. Giesen en G.A. Diebels en is in het openbaar door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 25 februari 2025.

Voetnoten

1.HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU3160.
2.HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:260 en HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101 (
3.HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5572.
4.HR 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1058 (
5.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.