Uitspraak
verweerster in het voorwaardelijk tegenverzoek,
in eerste aanleg: verweerder en verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek
1.1. De procedure in hoger beroep
- nagekomen producties 1 tot en met 4 van [verweerder] ,
2.De beslissingen in het kort
3.De feiten
4.De beoordeling
“Wat kun jij af en toe toch een hufter zijn”.Daarover heeft een Persoonlijk Overleg plaatsgevonden waarvan een rapport is opgesteld en waaruit blijkt dat [verweerder] is aangespoord om een coach in te schakelen. Uit de End Year Review van 2022 blijkt wel degelijk dat er met [verweerder] al meerdere gesprekken zijn gevoerd over zijn houding en gedrag. In de periode 2019 tot medio 2023 heeft [verweerder] er telkens voor gezorgd dat sprake was van een niet-inclusieve werksfeer in het Economisch Financial Markets Comité (EFMC). Uit de verklaringen van [naam2] en [naam3] volgt verder dat [verweerder] een negatieve invloed had op de rest van het Research Team. Ook was er een incident met [verweerder] op 27 juni 2023. Tijdens de sessie over DEI (Diversiteit, Inclusie en Gelijke Kansen) heeft [verweerder] zich onacceptabel gedragen zodanig dat er een ietwat grimmige sfeer ontstond. Na de bijeenkomst van 29 juni 2023 is [verweerder] door meerdere leden van het managementteam aangesproken op zijn onacceptabele gedrag: hij wilde als moderator namelijk niet andere meningen aanhoren. Ook neemt PGGM het [verweerder] kwalijk dat hij na de beschikking van de kantonrechter informatie heeft verstrekt aan het Financieel Dagblad als bijdrage aan het artikel “Richtingenstrijd bij PGGM over duurzame beleggingen” van 22 december 2024 waardoor de goede naam van PGGM en het pensioenfonds PFZW zijn beschadigd. Wel degelijk heeft PGGM aan haar herplaatsingsverplichting voldaan. Door [verweerder] worden al deze argumenten inhoudelijk weersproken.
“Samen met een coach onderzoeken hoe ik mijn persoonlijke effectiviteit binnen PGGM verder zou kunnen vergroten. Ook wordt het weer tijd voor opfrissing op het vlak van leiderschapstechnieken (cursus over leidinggeven).”Het gaat er dus om dat [verweerder] zijn werkwijze optimaliseert, wat past bij een andere opmerking in het verslag:
“Je hebt een scherpe blik op je eigen functioneren en dat van het team (zowel individueel als collectief).”Dat strookt ook met de beoordeling: “
functioneren voldoet aan de gemaakte afspraken/verwachtingen”en de toelichting van PGGM daarop:
“Als teamlead neem je je verantwoordelijkheid voor je eigen kwaliteit, dat van het team en ben je betrokken vanuit jouw expertise bij de kwaliteit die PGGM levert als vermogensbeheerorganisatie. Je functioneert daarmee op het (hoge) niveau van een [functie] (Principal).”Het hof concludeert dat begin 2023 er geen sprake van was dat [verweerder] is aangesproken op onvoldoende functioneren.
“ [verweerder] was daarin een van de discussianten onder leiding van een externe moderator met collega's uit andere teams. Al snel ontstond een discussie tussen [verweerder] en andere collega's die niet alleen een andere mening hadden, maar [verweerder] ook feedback gaven over de manier waarop hij zijn standpunten verwoordde. De sfeer was soms zelfs ietwat grimmig.”Deze verklaring is zodanig algemeen dat die het hof onvoldoende aanknopingspunten geeft. PGGM stelt dat meerdere collega’s bereid zouden zijn hierover “iets” te verklaren maar schriftelijke verklaringen of een specifiek bewijsaanbod ontbreken. De conclusie luidt dan ook dat dit verwijt niet is komen vast te staan.
“welkom in Noord-Korea”of woorden van gelijke strekking. [naam3] zei op de mondelinge behandeling dat hij dat [verweerder] heeft horen zeggen toen hij [naam1] bij de lift ophaalde. [verweerder] ontkent dat en merkte op dat dit iets anders is dan door PGGM eerder werd aangevoerd bij de kantonrechter, namelijk dat deze uitlating op de bijeenkomst zou zijn gedaan. Bij deze stand van zaken concludeert het hof dat [verweerder] niet heeft gezegd dat het bestuur moest aftreden en evenmin tijdens de bijeenkomst
“welkom in Noord-Korea”heeft gezegd. Dat levert dus geen onacceptabel gedrag op. Evenmin is komen vast te staan dat [verweerder] als moderator andere meningen niet wilde horen. Dat volgt niet uit de verklaring van [naam3] die erbij aanwezig was en van andere deelnemers zijn geen verklaringen in het geding gebracht. Het hof concludeert dat de verwijten omtrent deze bijeenkomst niet zijn komen vast te staan.