ECLI:NL:GHARL:2025:3089

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
200.338.273
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door brand in bedrijfshal veroorzaakt door gebrekkige auto

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van Achmea Schadeverzekeringen N.V. voor schade die is ontstaan door een brand in de bedrijfshal van Autogroep Twente B.V. De brand heeft geleid tot volledige schade aan de auto van de verzekerde van Achmea, die in de bedrijfshal stond voor herstelwerkzaamheden. Autogroep Twente vorderde schadevergoeding op basis van artikel 6:173 BW (gebrekkige roerende zaak) en artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad). Het hof heeft geoordeeld dat, zelfs als er sprake was van een gebrekkige auto, de aansprakelijkheid voor de schade bij Autogroep Twente ligt, omdat zij de auto als bedrijfsmatige gebruiker onder zich had. Het hof heeft de vorderingen van Autogroep Twente afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. De rechtbank had eerder de vorderingen van Autogroep Twente afgewezen, omdat de aansprakelijkheid op haar rustte, gezien het feit dat zij de auto in gebruik had voor haar bedrijfsactiviteiten. Het hof heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van onrechtmatige daad door de verzekerde, omdat niet is aangetoond dat hij op de hoogte was van een mogelijk gevaar door een gebrekkige paravan. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bedrijfsmatige gebruikers in het kader van aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof: 200.338.273
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: C/05/412413
arrest van 20 mei 2025
in de zaak van
Autogroep Twente B.V.
die is gevestigd in Harbrinkhoek
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres
hierna: Autogroep Twente
advocaat: mr. H.G.M. van Zutphen
tegen
Achmea Schadeverzekeringen N.V.
die is gevestigd in Apeldoorn
en bij de rechtbank optrad als gedaagde
hierna: Achmea
advocaat: mr. A.P.E. de Ruiter

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 9 april 2024 heeft op 4 juni 2024 een mondelinge behandeling bij één raadsheer van het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag (proces-verbaal) gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd. Daarna heeft Autogroep Twente op 16 juli 2024 haar memorie van grieven ingediend. Op 24 september 2024 heeft Achmea vervolgens haar memorie van antwoord ingediend. Het hof heeft hierna arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
Eind december 2020 is brand ontstaan in de bedrijfshal van Autogroep Twente. In die bedrijfshal stond op dat moment de auto van de verzekerde van Achmea, de heer [de verzekerde] (hierna: [de verzekerde] ), voor het herstellen van schade aan die auto door een aanrijding. Volgens Autogroep Twente is Achmea (als verzekeraar van [de verzekerde] ) aansprakelijk voor de schade die Autogroep Twente heeft geleden als gevolg van de brand. Zij stelt dat de brand is ontstaan als gevolg van een gebrek in de auto, te weten een vervuilde paravan waardoor een afvoerputje verstopt is geraakt, waarna water terecht kan komen bij een stekker, wat vervolgens tot kortsluiting heeft geleid. Achmea betwist dat sprake is van een dergelijk gebrek aan de auto en dat – als het gestelde gebrek wel aanwezig was – dit gebrek tot de brand heeft geleid. Bovendien rust volgens Achmea – als de auto al gebrekkig was – de aansprakelijkheid op Autogroep Twente, omdat zij de auto gebruikte in de uitoefening van haar bedrijf.
Het geschil en de beslissing van de rechtbank
2.2.
Autogroep Twente heeft bij de rechtbank gevorderd Achmea te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 250.243,61, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2020 tot aan de dag van algehele betaling. Daarnaast heeft Autogroep Twente betaling van de buitengerechtelijke incassokosten gevorderd van € 9.016,33 en de proceskosten, met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen.
De vorderingen in hoger beroep
2.3.
Autogroep Twente wil in hoger beroep dat het hof haar vorderingen alsnog toewijst. Daarbij vordert zij in hoger beroep een hogere schadevergoeding en voert zij niet alleen aan dat de auto een gebrek had, waardoor de brand is ontstaan (artikel 6:173 BW), maar ook dat [de verzekerde] de auto niet goed heeft onderhouden en haar daar onterecht niet voor heeft gewaarschuwd. Volgens Autogroep Twente heeft [de verzekerde] daardoor onzorgvuldig gehandeld tegenover haar (artikel 6:162 BW).
Uitkomst hoger beroep
2.4.
Het hof zal het vonnis in stand laten, omdat – als de auto al een gebrek had, waardoor de brand zou zijn ontstaan – de aansprakelijkheid daarvoor op Autogroep Twente rust. Ook heeft [de verzekerde] niet onrechtmatig gehandeld. Het hof zal hierna toelichten hoe het tot deze beslissing komt.

3.Het oordeel van het hof

De relevante feiten
3.1.
Autogroep Twente is een autoschadeherstelbedrijf. Zij voert haar werkzaamheden uit in haar eigen bedrijfshal.
3.2.
[de verzekerde] was eigenaar van een auto. Het betrof een Renault Megane Scénic (hierna: de auto). [de verzekerde] had de auto WAM-verzekerd bij Achmea.
3.3.
De auto is eind december 2020 door [de verzekerde] naar de bedrijfshal van Autogroep Twente gebracht voor het herstellen van de schade als gevolg van een aanrijding. Autogroep Twente heeft vervolgens herstelwerkzaamheden verricht aan de auto van [de verzekerde] . Zo is onder andere het rechter voorportier vernieuwd, met als extra werkzaamheden het overbouwen van het raammechanisme.
3.4.
Op 23 december 2020 heeft Autogroep Twente aan het einde van de werkdag de auto op een hefbrug in haar bedrijfshal laten staan.
3.5.
Rond middernacht is brand ontstaan in de bedrijfshal van Autogroep Twente (hierna: de brand). Door de brand is de auto volledig afgebrand en is ook schade ontstaan aan de bedrijfshal van Autogroep Twente.
3.6.
Op 28 december 2020 is door CED Forensic (hierna: CED), in opdracht van de verzekeraar van Autogroep Twente, een technisch onderzoek uitgevoerd naar de oorzaak van de brand. CED heeft op 13 januari 2021 een rapport opgesteld (hierna: het CED-rapport) naar aanleiding van haar onderzoek.
3.7.
Op 7 december 2021 heeft Krantz & Polak Resolve in opdracht van Autogroep Twente eveneens een onderzoeksrapport opgesteld over de brand.
3.8.
Autogroep Twente heeft [de verzekerde] schriftelijk aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van de brand. Volgens Autogroep Twente is door de experts onomstotelijk vastgesteld dat de geleden schade is veroorzaakt door de auto van [de verzekerde] .
3.9.
[de verzekerde] heeft de aansprakelijkstelling vervolgens gemeld bij Achmea, waarna Achmea het verdere contact met Autogroep Twente van [de verzekerde] heeft overgenomen. Achmea heeft elke aansprakelijkheid van de hand gewezen.
Ontvankelijkheid Autogroep Twente
3.10.
In eerste aanleg heeft Achmea betoogd dat niet zij, maar [de verzekerde] de bezitter is van de auto en dat Autogroep Twente geen rechtstreeks vorderingsrecht toekomt tegenover Achmea. In hoger beroep heeft Achmea dit verweer prijsgegeven, waardoor de bezwaren hierover (grieven I tot en met III) niet meer besproken hoeven te worden.
Aansprakelijkheid op grond van artikel 6:173 BW en het beroep op artikel 6:181 BW
3.11.
Voor aansprakelijkheid van de bezitter van een roerende zaak die schade heeft veroorzaakt, is op grond van artikel 6:173 BW vereist dat sprake is van een roerende zaak die niet voldoet aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden aan de zaak mag stellen (een gebrek), bekend is dat het gebrek een bijzonder gevaar voor personen of zaken oplevert en dit gevaar zich heeft verwezenlijkt. Volgens Autogroep Twente heeft de auto door een gebrek de brand veroorzaakt en is Achmea als verzekeraar van [de verzekerde] primair op grond van dit artikel aansprakelijk voor de daardoor geleden schade.
3.12.
Achmea heeft zich op het standpunt gesteld dat de auto op het moment van de brand werd gebruikt door Autogroep Twente in de uitoefening van haar bedrijf zoals bedoeld in artikel 6:181 BW. Als een gebrekkige zaak wordt gebruikt in de uitoefening van een bedrijf dan rust op grond van artikel 6:181 BW de aansprakelijkheid op degene die dit bedrijf uitoefent en niet op de bezitter van de zaak.
3.13.
Als het hof ervan uitgaat dat de auto door een bekend gebrek de brand heeft veroorzaakt en daarmee dus een bijzonder gevaar oplevert in de zin van artikel 6:173 BW, dan slaagt een deel van de klachten van Autogroep Twente tegen het vonnis. In dat geval moet het hiervoor genoemde beroep van Achmea op artikel 6:181 BW beoordeeld worden. Dit verweer van Achmea slaagt, waardoor de bezwaren van Autogroep Twente tegen de afwijzing door de rechtbank van haar beroep op artikel 6:173 BW geen verdere bespreking meer behoeven. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot dat oordeel is gekomen.
Aansprakelijkheid van Autogroep Twente als bedrijfsmatige gebruiker
3.14.
Voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:181 BW is vereist dat sprake is van (a) een gebrekkige roerende zaak zoals bedoeld in artikel 6:173 BW en (b) dat die gebrekkige roerende zaak wordt gebruikt in de uitoefening van een bedrijf (bedrijfsmatig gebruik). Onder bedrijfsmatig gebruik valt niet het uitsluitend bedrijfsmatig in bewaring nemen van zaken.
3.15.
De verlegging van de aansprakelijkheid die door artikel 6:181 BW wordt bewerkstelligd, berust enerzijds op de overweging dat een benadeelde niet behoort te worden belast met de moeilijkheden die inherent zijn aan het onderzoek naar en de bewijslevering betreffende de identiteit van de schuldenaar, en anderzijds op de eenheid van de onderneming in het kader waarvan een zaak wordt gebruikt, het feit dat bedrijfsmatig verrichte activiteiten in beginsel zijn gericht op het verkrijgen van profijt, en het feit dat van een ondernemer kan worden gevergd dat hij zijn bedrijfsrisico als één risico verzekert. De Hoge Raad heeft overwogen [1] dat bij de beantwoording van de vraag of de aansprakelijkheid op grond van artikel 6:181 BW rust op degene die een bedrijf uitoefent waarin een dier wordt gebruikt, niet van belang is of degene die dit bedrijf uitoefent bezitter dan wel houder van het dier is, en ook niet of het doel waartoe het dier wordt gebruikt, inmiddels bijna is bereikt. Ook mag in dit verband niet de eis worden gesteld dat de bedrijfsmatige gebruiker het dier duurzaam en ten eigen nutte gebruikt. Het hof is van oordeel dat dit ook geldt voor de toepassing van artikel 6:181 BW in geval van een gebrekkige zaak, zoals een auto.
3.16.
Het hof acht verder relevant dat een risicoaansprakelijkheid voor onder meer de bezitter of de bedrijfsmatig gebruiker van een object dat een bron van verhoogd gevaar oplevert, in het geval dat dit gevaar zich verwezenlijkt, een tegenhanger vormt van het profijt dat met het bezit of gebruik van dergelijke objecten te behalen valt. Daarmee wordt mede bewerkstelligd dat de kosten van verwezenlijking van het gevaar liggen bij degene die de meeste kennis en mogelijkheden heeft om de risico’s voor deze verwezenlijking te voorkomen. [2] Deze preventieve werking van een risicoaansprakelijkheid rechtvaardigt dat de aansprakelijkheid zoveel mogelijk op de partij rust die ook in voldoende mate invloed kan uitoefenen op de risico’s. [3] Artikel 6:181 BW is ook van toepassing wanneer, zoals hier, degene die de schade heeft geleden zelf de bedrijfsmatige gebruiker is.
3.17.
Autogroep Twente is een autoschadeherstelbedrijf. Het was om de auto te herstellen dat [de verzekerde] deze naar Autogroep Twente heeft gebracht en deze voorafgaand aan de brand was ondergebracht in haar bedrijfshal. Het herstellen van de auto was dan ook deel van de bedrijfsactiviteiten van Autogroep Twente. Op het moment van de brand stond de auto op de brug en had Autogroep Twente de controle en volledige zeggenschap over de auto. Dat brengt mee dat Autogroep Twente op dat moment ook het beste in staat was om voorzorgsmaatregelen te treffen tegen het door haar gestelde gevaar door het gestelde gebrek in de auto, namelijk kortsluiting met brand tot gevolg. Autogroep Twente moet ook beter in staat worden geacht de risico’s in te schatten dat zich een dergelijke kortsluiting voordoet en de in verband daarmee geëigende voorzorgsmaatregelen te treffen.
3.18.
Anders dan Autogroep Twente heeft betoogd, gaat het hof ervan uit dat het schadeherstel nog niet volledig was uitgevoerd. Het feit dat de auto ten tijde van de brand nog op de brug stond, wijst er niet op dat de auto was vrijgegeven en klaar was om opgehaald te worden. Dit wordt ondersteund door een citaat van een gesprek met een bestuurder van Autogroep Twente in het CED-rapport. Daar staat: “
we waren alleen nog aan het wachten op 2 portierlijsten”. Dat deze lijsten nog geplaatst moesten worden is ook door Autogroep Twente erkend. [4] Het schadeherstel was dus nog niet volledig uitgevoerd. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat de auto slechts nog, zoals Autogroep Twente lijkt aan te voeren, ter bewaring bij Autogroep Twente was ondergebracht. Dat op het moment van de brand niet aan de auto werd gewerkt, leidt niet tot een ander oordeel. Artikel 6:181 BW heeft namelijk niet alleen betrekking op roerende zaken die tijdens de schadeveroorzakende gebeurtenis daadwerkelijk in gebruik zijn, maar ook op roerende zaken die zich met het oog op dat gebruik (het herstellen van de schade) binnen het bedrijf bevinden.
3.19.
Gelet op deze omstandigheden valt Autogroep Twente aan te merken als een bedrijfsmatige gebruiker in de zin van artikel 6:181 BW. Dat betekent dat – ook als de grieven van Autogroep Twente over het ontstaan van de brand door het gebrek in de auto zouden slagen – de aansprakelijkheid bij haar blijft rusten. De afwijzing van de primaire vordering van Autogroep Twente door de rechtbank zal daarom worden bekrachtigd.
Onrechtmatige daad
3.20.
Autogroep Twente heeft haar vordering subsidiair gebaseerd op het onrechtmatig handelen van [de verzekerde] (en daarmee Achmea) in de zin van artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad). Ook deze vordering komt niet voor toewijzing in aanmerking. Hierna zal het hof dat oordeel toelichten.
3.21.
Volgens Autogroep Twente heeft [de verzekerde] onrechtmatig gehandeld door de auto onzorgvuldig te onderhouden dan wel door Autogroep Twente niet te informeren over de omstandigheid dat de auto eerder (in 2017) kampte met een vervuilde paravan als gevolg waarvan elektrische storingen in de auto zijn ontstaan. Het hof begrijpt hieruit dat Autogroep Twente meent dat [de verzekerde] gevaarzettend heeft gehandeld. Bij gevaarzetting gaat het om het in het leven roepen en/of laten voortbestaan van een gevaar voor personen of zaken. Of de gevaarzetting ook daadwerkelijk onrechtmatig is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet onder andere getoetst worden aan de door de Hoge Raad geformuleerde Kelderluik-criteria. Van belang zijn onder andere de grootte van de kans dat uit nalatigheid ongevallen ontstaan, de ernst van de gevolgen daarvan en de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen. [5]
3.22.
Als het hof al zou aannemen dat de brand in de auto is ontstaan door de vervuilde paravan, is niet gebleken dat [de verzekerde] zich (als consument) bewust had moeten zijn van de mogelijkheid tot schade bij Autogroep Twente door het (als daar sprake van was) niet goed onderhouden van de paravan. Daarbij neemt het hof in overweging dat het voor Autogroep Twente kennelijk niet bekend was dat een vervuilde paravan kon leiden tot brand en dus tot aanzienlijke schade. Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is namens Autogroep Twente namelijk verklaard: “
Wij wisten het ook niet, iedere auto heeft een gebrek en je kent ze niet allemaal. Bij zo’n auto ga je daar niet vanuit.” Daarbij heeft Autogroep Twente ook verklaard dat het in brand vliegen van een bepaald type Renault waarbij dat vaker is voorgekomen (waarvan hier sprake was) geen algemene informatie betreft. Pas na de brand is door Autogroep Twente onderzoek gedaan naar de mogelijke oorzaken en kwam zij erachter dat een verstopte paravan volgens haar eerder tot brand heeft geleid bij dit type Renault. Het gevaar was dus zelfs voor Autogroep Twente, als professionele partij, voorafgaand aan de brand niet bekend. Dat maakt dat van [de verzekerde] als consument al helemaal niet verwacht hoefde te worden dat hij bekend was met het brandgevaar door een vervuilde paravan, laat staan dat hij de schade als gevolg daarvan kon voorzien. Ook is niet gebleken dat de kans groot is dat een vervuilde paravan kortsluiting en vervolgens brand veroorzaakt. Autogroep Twente heeft bij de mondelinge behandeling bij het hof verklaard dat het niet gaat om grote aantallen auto’s die in de brand vliegen. Het risico op brand was dus niet dermate groot dat van [de verzekerde] – als hij al op de hoogte was van dat gevaar – verwacht mocht worden dat hij aanvullende maatregelen zou treffen, zoals het leeghalen van het afvoerputje van de paravan.
3.23.
Autogroep Twente heeft verder nog aangevoerd dat [de verzekerde] een informatieplicht had ten opzichte van Autogroep Twente. Volgens haar had [de verzekerde] Autogroep Twente moeten informeren over de omstandigheid dat de auto eerder in 2017 kampte met een vervuilde paravan als gevolg waarvan elektrische storingen in de auto zijn ontstaan. Het hof volgt deze stelling niet. Zoals blijkt uit de door Autogroep Twente overgelegde werkplaatsfactuur, was de auto destijds in onderhoud bij Autogroep Twente zelf, en is toen door haar geconstateerd dat elektrische storingen zijn ontstaan naar aanleiding van waterlekkage onder de paravan door verstopping van de afvoergaten. Zij beschikte dus zelf over deze informatie. Autogroep Twente heeft de elektrische storingen destijds ook zelf verholpen. Dat [de verzekerde] als consument Autogroep Twente als professionele partij moest informeren over een mogelijk vervuilde paravan die kan leiden tot elektrische storingen die Autogroep Twente eerder zelf heeft gediagnosticeerd en opgelost, gaat dan ook niet op.
3.24.
Naar het oordeel van het hof is daarom onvoldoende gebleken dat een risico op schade zodanig voorzienbaar was dat [de verzekerde] zijn handelen daarop had moeten afstemmen. Dit betekent dat, verondersteld dat de schade is veroorzaakt door een vervuilde paravan als gevolg waarvan kortsluiting en brand is ontstaan, de subsidiaire vordering zal worden afgewezen. Er is immers geen sprake van een onrechtmatige gedraging.
De conclusie
3.25.
Het hoger beroep slaagt niet. Het hof zal het vonnis van de rechtbank bekrachtigen. Omdat Autogroep Twente in het ongelijk wordt gesteld, zal het hof haar veroordelen tot betaling van de proceskosten van Achmea in hoger beroep. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [6]
3.26.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 18 oktober 2023;
4.2.
veroordeelt Autogroep Twente tot betaling van de volgende proceskosten van Achmea in het hoger beroep:
€ 6.561,- aan griffierecht
€ 10.572,- aan salaris van de advocaat van Achmea (2 procespunten x het toepasselijke tarief VII à € 5.286,-)
4.3.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.S.A. van Dam, M.P.M. Hennekens en I.M.A. Lintel en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025.

Voetnoten

1.Zie HR 1 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1475 (Loretta).
2.Vgl. Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 202, nr. 6, p. 2-3.
3.Vgl. hof Arnhem-Leeuwarden 26 april 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:3241, ro. 3.9.
4.Antwoordakte nadere uitlating van 16 augustus 2023 van Autogroep Twente, randnummer 12.
5.HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079.
6.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.