In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Overijssel. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning aan [adres1] 33 te [woonplaats] voor het jaar 2022, waarbij de heffingsambtenaar de waarde op € 679.000 had vastgesteld. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 650.000. Belanghebbende was het hier niet mee eens en stelde hoger beroep in, waarbij hij een waarde van € 435.000 verdedigde. De heffingsambtenaar handhaafde de waarde van € 650.000. Tijdens de zitting op 3 april 2025 werd de zaak behandeld, waarbij de heffingsambtenaar zijn standpunt onderbouwde met een taxatiematrix en vergelijkingsobjecten. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld, en dat de argumenten van belanghebbende niet overtuigend waren. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen.