Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant]
1.Het verloop van de procedure
2.Kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
Geen! no cure no pay!’. [appellant] c.s. heeft de opdracht aan Drieklomp verleend. Op 29 juni en 13 juli 2022 is de woning onder begeleiding van Drieklomp bezichtigd door [naam1] en [naam2] (hierna: [naam1] c.s.). Bij de tweede bezichtiging was [appellant] c.s. aanwezig. Op 29 september 2022 heeft [appellant] c.s. de bemiddelingsovereenkomst beëindigd. Op 28 oktober 2022 heeft [appellant] c.s. de woning aan [naam1] c.s. verkocht voor € 1.290.000. Nadat hij daarvan kennis had genomen, heeft Drieklomp telefonisch aan [appellant] c.s. laten weten voornemens te zijn alsnog een courtage in rekening te brengen. Bij factuur van 14 maart 2023 heeft Drieklomp een bedrag van € 22.575 (1,75% van de koopsom, incl. btw) aan [appellant] c.s. in rekening gebracht. [appellant] heeft de factuur onbetaald gelaten.
‘tevens courtage is verschuldigd indien de overeenkomst na de looptijd van de opdracht tot stand komt als gevolg van de door de makelaar verleende diensten tijdens de looptijd van de opdracht (zie tevens de Algemene Consumentenvoorwaarden Makelaardij NVM-september 2018).’Enkel de daaraan voorafgaande e-mails maken deel uit van de tussen partijen gemaakte afspraken. Het uitgangspunt dat een makelaar ook recht heeft op loon als de woning door zijn bemiddeling wordt verkocht na beëindiging van de bemiddelingsovereenkomst was [appellant] c.s. onbekend. Het was aan Drieklomp als professionele partij daarop te wijzen. [appellant] c.s. stelt dat hij gelet op deze omstandigheden op basis van het antwoord van Drieklomp op de vraag wat de kosten zouden zijn als het huis niet zou worden verkocht (
‘Geen! No cure no pay!’) redelijkerwijs mocht verwachten dat er geen kosten verschuldigd zouden zijn als de woning niet zou worden verkocht
gedurende de looptijd van de bemiddelingsovereenkomst.Tot zover, samengevat, het standpunt van [appellant] c.s.
‘Geen! No cure no pay!’) ook niet in die zin mogen begrijpen, nu dat antwoord met deze wettelijke uitgangspunten juist in overeenstemming is. Als de stelling van [appellant] c.s. juist is dat niets is besproken over de omstandigheid waarin de woning na beëindiging van de overeenkomst zou worden verkocht, wijst ook dat erop dat partijen niet van het wettelijk kader voor de bemiddelingsovereenkomst hebben willen afwijken. Indien [appellant] c.s. niet voldoende bekend was met wat de wet inhoudt, komt dat voor zijn risico. Zijn leeftijd ( [appellant] is 68 jaar en [appellante] is 66 jaar oud) en onbekendheid met de makelaarswereld geven geen aanleiding daarover anders te oordelen. Het lag op de weg van [appellant] c.s. daarover nadere vragen te stellen. Dat heeft hij niet gedaan. Daarbij komt dat de door [appellant] c.s. gestelde verwachting (dat er geen kosten verschuldigd zouden zijn als de woning niet zou worden verkocht gedurende de looptijd van de bemiddelingsovereenkomst) impliceert dat de opdrachtgever eenvoudig onder de betaling van loon uit zou kunnen komen door kort voor het tekenen van een overeenkomst met een door de opdrachtnemer aangedragen derde de bemiddelingsovereenkomst te beëindigen, zoals Drieklomp terecht aanvoert. Dat heeft [appellant] c.s. niet zo kunnen en mogen begrijpen.
‘je woning nog een keertje op Funda zetten als nieuw aanbod, we kunnen social media acties doen (gratis), een advertentie plaatsen in het Financieel Dagblad of in de Residence/Quote (kost geld) en op Funda wat speciale marketing activiteiten’) al dan niet te
‘combineren met een prijsverlaging’. Het verwijt ter gelegenheid van de mondelinge behandeling dat de tweede bezichtiging door een assistent-makelaar is gedaan in plaats van een meer ervaren makelaar, is te laat gemaakt en snijdt ook geen hout; het ging [naam1] c.s. om de snelheid en de prijs, niet om de persoon of ervaring van de makelaar.