ECLI:NL:GHARL:2025:420

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
200.315.306
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onrechtmatig afgebroken onderhandelingen tussen Hofmans Vastgoed B.V. en Parochie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 januari 2025 een tussenuitspraak gedaan in het hoger beroep van Hofmans Vastgoed B.V. tegen de Parochie. De zaak betreft onrechtmatig afgebroken onderhandelingen over een koopovereenkomst. Het hof heeft eerder, in een arrest van 16 juli 2024, geoordeeld dat er geen gerechtvaardigd vertrouwen bestond bij Hofmans dat een koopovereenkomst tot stand zou komen. Hofmans heeft in haar akte van 5 november 2024 bezwaar gemaakt tegen deze bindende eindbeslissing, stellende dat deze berust op een onjuiste juridische grondslag. De Parochie heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het hof heeft dit bezwaar niet gevolgd. Het hof heeft besloten om een mondelinge behandeling te bevelen om nadere inlichtingen te verkrijgen over de geleden schade door Hofmans en om te onderzoeken of partijen tot een regeling kunnen komen. De mondelinge behandeling is gepland voor 29 november 2024, maar is uitgesteld. Het hof heeft de partijen gevraagd om een overzicht van de geleden schade aan te leveren en heeft de procedure naar de rol verwezen voor dit tussenarrest. De beslissing van het hof benadrukt de noodzaak van een goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.315.306
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 382244)
arrest van 28 januari 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Hofmans Vastgoed B.V.,
die is gevestigd in Groesbeek,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: Hofmans,
advocaat: mr. S.V.M. Stevens,
tegen
het kerkgenootschap
Parochie [naam1],
die is gevestigd in [plaats1] ,
die bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna: de Parochie
advocaat: mr. C.L.C. O’Connor.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Het hof heeft in zijn arrest van 16 juli 2024 een mondelinge behandeling bevolen om nadere inlichtingen in te winnen over de vraag of sprake is van onrechtmatig afgebroken onderhandelingen en zo ja, welke schade Hofmans daardoor heeft geleden. Het hof heeft daarbij overwogen dat, als bij later arrest zal blijken dat de Parochie aansprakelijk is, het hof het voornemen heeft om de schade bij eindarrest te begroten in plaats van verwijzing van partijen naar een schadestaatprocedure. Het hof heeft daarom aan Hofmans gevraagd om uiterlijk vier weken voorafgaand aan die mondelinge behandeling een overzicht van de geleden schade (gemaakte kosten) aan het hof en de Parochie te verstrekken. Het hof heeft daarbij overwogen dat ter zitting het voorgaande zal worden besproken en zal worden onderzocht of partijen tot een regeling van het geschil kunnen komen.
1.2.
De mondelinge behandeling was op basis van de door partijen opgegeven verhinderdata bepaald op 29 november 2024. Voorafgaand aan die mondelinge behandeling hebben beide partijen een akte ingediend, Hofmans op 5 november 2024 en de Parochie op 22 november 2024. Het hof heeft gezien de stellingname van partijen in die aktes reden gezien om de op 29 november 2024 geplande mondelinge behandeling geen doorgang te laten vinden en de procedure naar de rol te verwijzen voor dit (tussen-)arrest.
2. Bezwaar Hofmans: bindende eindbeslissing
2.1.
Hofmans heeft in haar akte van 5 november 2024 het standpunt ingenomen dat het hof in het arrest van 16 juli 2024 een onjuiste bindende eindbeslissing heeft genomen. Dit bezwaar van Hofmans richt zich tegen de overweging van het hof in onderdeel 4.13. dat niet sprake was van gerechtvaardigd vertrouwen bij Hofmans dat enigerlei contract uit de onderhandelingen zou resulteren. Hofmans heeft het hof gevraagd om terug te komen van deze eindbeslissing omdat die volgens haar berust op een onjuiste juridische grondslag.
2.2.
De Parochie heeft in haar akte bezwaar gemaakt tegen de akte van Hofmans omdat die een verkapte conclusie is en daarmee in strijd met een goede procesorde. Het hof volgt dit bezwaar van de Parochie niet, omdat het om de hierna genoemde redenen tot afwijzing van het verzoek van Hofmans zal komen.
2.3.
Het hof ziet in hetgeen Hofmans in haar akte aanvoert geen reden om terug te komen op de overwegingen in het arrest van 16 juli 2024. Een rechter kan terugkomen op een bindende eindbeslissing als die beslissing (inmiddels) berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. [1] Daarvan is in dit geval geen sprake.
2.4.
Het hof heeft in het arrest van 16 juli 2024 uitvoerig overwogen dat – en waarom onvoldoende is gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan Hofmans er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat het bestuur van de Parochie had ingestemd met de verkoop van de kerk en/of dat haar toenmalig bestuurslid [bestuurslid1] was gemandateerd om namens de Parochie de verkoopovereenkomst aan te gaan, en dat op geen van de door Hofmans aangevoerde gronden kan worden aangenomen dat een koopovereenkomst is gesloten tussen Hofmans en de Parochie (onderdelen 4.2 t/m 4.11). Het hof heeft in aansluiting daarop overwogen dat, gezien de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het oordeel dat Hofmans er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een koopovereenkomst tot stand is gekomen, ook niet sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen bij Hofmans dat een koopovereenkomst tot stand zou komen (onderdelen 4.12 en 4.13). Het hof heeft ten slotte overwogen dat (wel) sprake kan zijn van een verplichting tot vergoeding van schade door de Parochie als zij de onderhandelingen heeft afgebroken in een stadium waarin dat haar in de gegeven omstandigheden niet meer vrijstond zonder gehele of gedeeltelijke vergoeding van die kosten en heeft in dat kader de mondelinge behandeling gelast (nog steeds onderdelen 4.12 t/m 4.14).
2.5.
Hofmans maakt in haar akte bezwaar tegen de overweging 4.13, omdat het daarin gegeven oordeel niet uit de door het hof beschreven feiten en omstandigheden zou volgen. Hofmans stelt zich, zoals al gezegd, (ook) op het standpunt dat deze overweging een eindbeslissing is die berust op een onjuiste juridische grondslag.
2.6.
Hofmans verwijst in haar akte naar feiten en argumenten die zij eerder in deze procedure naar voren heeft gebracht en die het hof in zijn oordeel, dat is weergegeven in het tussenarrest, heeft betrokken. Hofmans maakt niet duidelijk welke feitelijke of juridische grondslag van onderdeel 4.13., en daarmee van onderdelen 4.2 t/m 4.11, onjuist zou zijn. Het hof merkt daarbij op dat de stellingname van Hofmans in haar akte betrekking heeft op (door Hofmans gesteld) intern beraad en interne besluitvorming binnen de Parochie. Voor beantwoording van de vraag of namens de Parochie een overeenkomst is aangegaan, dan wel of daarover tegenover Hofmans gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt, is echter vertegenwoordigingsbevoegdheid, respectievelijk de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid, sturend. Het hof verwijst voor de beoordeling daarvan (opnieuw) naar de onderdelen 4.1 t/m 4.11 van het arrest van 16 juli 2024.
2.7.
Hofmans heeft kortom niet onderbouwd dat sprake is van een bindende eindbeslissing die berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag waarop het hof terug zou moeten of zou kunnen komen.

3.Bezwaar Parochie: goede procesorde

3.1.
De Parochie voert in haar akte als bezwaar tegen het arrest van 16 juli 2024 aan dat het hof Hofmans ten onrechte “
andermaal ruimte bieden om nieuwe stellingen te ontwikkelen en zelfs nieuwe stukken te overleggen”. Dit is strijd zijn met de twee-conclusieregel en in strijd met een goede procesorde, aldus de Parochie.
3.2.
Het hof volgt dit bezwaar van de Parochie niet. De rechter, in dit geval het hof, kan op grond van art. 22 Rv in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen. De rechter kan op grond van art. 87 Rv (ambtshalve) in elke stand van de procedure een mondelinge behandeling bevelen.
3.3.
Het doel van de door het hof in dit geval bevolen mondelinge behandeling is, zoals uiteengezet in het arrest van 16 juli 2024, om partijen inlichtingen te laten verstrekken, hen gelegenheid te geven om hun stellingen nader te onderbouwen en een schikking te beproeven. Het hof heeft aan Hofmans gevraagd om voorafgaand aan die mondelinge behandeling een overzicht van de geleden schade (gemaakte kosten) aan het hof en de Parochie te verstrekken, omdat het het voornemen heeft om mogelijke schade bij eindarrest te begroten in plaats van verwijzing naar een schadestaatprocedure. De twee-conclusie-regel en een goede procesorde staan niet in de weg aan het verstrekken van die informatie door Hofmans. De rechter kan in de hoofdprocedure beslissen over punten die partijen verdeeld houden, ook als het geschilpunten betreft die op zichzelf genomen in een eventuele schadestaatprocedure aan de orde hadden kunnen worden gesteld. [2] De Parochie krijgt de gelegenheid om te reageren op het overzicht van Hofmans, waardoor het beginsel van hoor en wederhoor in acht wordt genomen. Ook overigens zullen bij de mondelinge behandeling vanzelfsprekend de daarvoor geldende wettelijke en procedurele regels in acht worden genomen, waaronder de goede procesorde en de twee-conclusie-regel waarnaar de Parochie in haar akte verwijst. Het hof merkt daarbij op dat, anders dan de Parochie in haar akte aanvoert, Hofmans in deze procedure al wel het standpunt heeft ingenomen dat sprake is van (onrechtmatig) afgebroken onderhandelingen.
3.4.
Het hof zal gezien de bovenstaande overwegingen een nieuwe datum voor een (meervoudige) mondelinge behandeling bevelen.

4.De beslissing

4.1.
Het hof beveelt partijen samen met hun advocaten naar het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 in Arnhem te komen voor een mondelinge behandeling van deze zaak. Tijdens deze mondelinge behandeling zal het hof partijen om inlichtingen vragen als bedoeld in onderdeel 4.14. van het arrest van 16 juli 2024 en met hen spreken over een onderlinge regeling van het geschil.
4.2.
Deze mondelinge behandeling zal worden gehouden voor drie raadsheren van dit hof op een nog vast te stellen dag en tijdstip. Daarvoor moeten de advocaten van partijen op dinsdag 11 februari 2025 de verhinderdata opgeven van zichzelf en van partijen voor de maanden juni tot en met september 2025.
4.3.
Hofmans zal uiterlijk 28 dagen voor de zitting aan het hof en de Parochie een overzicht van de geleden schade sturen. De partij die zich tijdens de mondelinge behandeling overigens nog op nieuwe stukken wil beroepen, moet kopieën daarvan uiterlijk 14 dagen voor de datum van de mondelinge behandeling aan de griffie van het hof en aan de wederpartij sturen.
4.4.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.E. de Boer, S.C.P. Giesen en P.J. van der Korst en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2025.

Voetnoten

1.HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2800.
2.HR 27 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2774.