Uitspraak
1.De kern van de zaak en het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
- [de huurster] zelf;
- De heer [parkbewoner1] ;
- De heer [parkbewoner2] ;
- Mevrouw [parkbewoner3] ;
- De heer [voormalig parkbewoner] (voormalig huurder van het perceel dat [de huurster] huurt en voormalig eigenaar van het chalet op dat perceel).
- Mevrouw [parkbewoner4] ;
- De heer [parkbewoner5] .
3.Het verdere oordeel van het hof
Contact met [voormalig parkeigenaar1]
geenonderwerp van gesprek is geweest bij het sluiten van de huurovereenkomst, voert zij in hoger beroep aan dat dat wél het geval is geweest. In hoger beroep stelt zij dat in het éérste gesprek dat zij heeft gehad met [voormalig parkeigenaar1] inderdaad niet is gesproken over de parkeerplaats, maar dat in de gesprekken die volgden – en waar ook de familie van [de huurster] bij aanwezig is geweest – daar wél over is gesproken en dat pas daarna de huurovereenkomst tot stand is gekomen. Tijdens het getuigenverhoor in hoger beroep verklaarde zij als volgt over de gang van zaken:
heeft gezegd dat de huur van het park inclusief elektriciteit, water, de parkeerplaats, het onderhoud van het park en alle faciliteiten was. Ik heb dit ook van de heer [voormalig parkbewoner] gehoord tijdens de eerste keer dat hij mij het park liet zien. Hij heeft zijn parkeerplaats aangewezen, en verteld dat die bij het huisje hoorde. Daar hoefde niets voor betaald te worden. [voormalig parkeigenaar1] heeft dat ook tegen mij gezegd en tegen mijn familie. Wij hebben het uitvoerig gehad over wat bij de huur hoorde met [voormalig parkeigenaar1] . Hij heeft mij ook alle parkregels uitgelegd.”
De parkeerplaats hoorde er gewoon bij en ook de sleutel van het hek. [voormalig parkeigenaar1] heeft dit alles verteld. Dat stond ook in het contract dat [voormalig parkeigenaar1] aan mij gaf en in het contract dat ik had gekregen van meneer [voormalig parkbewoner] . Ik weet niet waarom het niet in het uiteindelijke contract van de notaris is komen te staan. Ik heb het gewoon aan de notaris overgelaten. [voormalig parkeigenaar1] was akkoord dat ik concepten aan hem voorlegde. Ik denk dat het niet in het contract is gekomen omdat [voormalig parkeigenaar1] zei dat het erbij hoorde.”
Contact met [voormalig parkbewoner]
“dat hij zijn vaste parkeerplaats had vooraan bij het muurtje”. [voormalig parkbewoner] kan zich echter niet meer precies herinneren hoe het contact tussen hem en [de huurster] is verlopen. Tijdens het getuigenverhoor verklaarde [voormalig parkbewoner] over dit contact en daarnaast over hoe zijn eigen huurcontract met [voormalig parkeigenaar1] tot stand is gekomen. Hij verklaarde:
“In mijn beleving heb ik haar gewoon verteld dat het er in zat”. Dit laatste past bij het beeld dat volgt uit de rest van zijn verklaring (zie het citaat in rov. 3.6), omdat hij (meerdere keren) benoemt dat volgens hem de parkeerplaats er gewoon bij hoorde en dat dat vanzelfsprekend was, zelfs al stond dat niet in zijn huurcontract.
Standaard huurovereenkomst
Parkreglement
“op de voor deze auto bestemde parkeerruimte”.De kantonrechter heeft vastgesteld dat [de huurster] bij het ondertekenen van de huurovereenkomst het parkreglement en de situatietekening heeft ontvangen. Ook heeft de kantonrechter vastgesteld dat [de huurster] , althans haar huurder, vanaf de aanvang van de huurovereenkomst het gebruik heeft gehad van een
bepaaldeparkeerplaats op het parkeerterrein van het park (omdat de rechtsvoorganger van Zwaluwpark tegen [de huurster] heeft gezegd dat zij verplicht was op die plaats te parkeren) en dat zij nooit een extra bedrag heeft betaald voor het gebruik van deze parkeerplaats. Tegen deze vaststellingen hebben partijen geen bezwaar gemaakt, zodat het hof uitgaat van de juistheid daarvan. Daarnaast staat vast dat [de huurster] zich – in ieder geval wat betreft het parkeerbeleid – hield aan de inhoud van het reglement. [de huurster] heeft toegelicht dat het ging om een parkeerplaats die specifiek voor haar was bestemd, doordat die aan haar werd toegewezen en zij de enige was die daarvan gebruik mocht maken. Hoewel de exacte plek die zij mocht gebruiken door de tijd heen een aantal keer is gewijzigd, ging het steeds om een specifieke plek die haar werd aangewezen. [de huurster] heeft onbetwist gesteld dat zij sinds de aanvang van haar huurovereenkomst gedurende bepaalde periodes verschillende parkeerplaatsen heeft kunnen gebruiken. Van 1994 tot 13 maart 2018 gebruikte zij nummer 23 en daarna – op aanwijzing van Zwaluwpark – nummer 8. Bij de aanpassing van het park in 2020 is door Zwaluwpark voor haar een alternatieve parkeerplaats gezocht en aangeboden. Na de aanpassing van de parkeerplaats is zij tijdelijk nummer 24 en daarna 28 gaan gebruiken.
Brief van [voormalig parkeigenaar1] van 18 juni 2001
Vanaf 1 juli aanstaande gaat dit veranderen.”
Getuigenverklaringen van andere bewoners
[parkbewoner1]verklaarde tijdens het getuigenverhoor in hoger beroep:
[parkbewoner2]verklaarde tijdens het getuigenverhoor in hoger beroep:
[parkbewoner3]verklaarde tijdens het getuigenverhoor in hoger beroep:
[parkbewoner4]verklaarde tijdens het tegengetuigenverhoor:
[parkbewoner5]verklaarde tijdens het tegengetuigenverhoor:
- Uit de verklaring van [parkbewoner4] volgt dat zij al sinds 1997 ervan uitging dat het gebruik van een parkeerplaats niet bij de door haar gehuurde grond hoorde en dat zij later een parkeerplaats heeft gekocht toen dat haar werd aangeboden. Tegelijkertijd verklaart [parkbewoner4] ook dat zij haar auto altijd op een voor haar specifiek bestemde plek heeft geparkeerd en dat die plek gedurende de tijd een aantal keer is gewijzigd op aanwijzen van [voormalig parkeigenaar1] Hoewel zij op dezelfde manier gebruik heeft gemaakt van de parkeerplaats als de andere hiervoor genoemde bewoners, is zij de enige die kennelijk van [voormalig parkeigenaar1] expliciet te horen heeft gekregen dat het gebruik van de parkeerplaats niet was inbegrepen bij de huur van het perceel.
- [voormalig parkbewoner] , die tot 1994 op het park heeft gewoond, woonde daar tegelijkertijd met [parkbewoner1] , die sinds 1992 op het park woonde. Tegenover de verklaring van [voormalig parkbewoner] dat hij geen gebruik maakte van een vaste parkeerplaats, maar meestal wel op dezelfde plek parkeerde, staan de verklaringen van [parkbewoner1] en [parkbewoner4] . Bovendien heeft [de huurster] verklaard dat [voormalig parkbewoner] haar heeft aangewezen waar zíjn parkeerplaats was en dat hij aan haar heeft verteld
- De verklaring van [parkbewoner5] (die sinds 2003 op het park woonachtig is) is niet te rijmen met de inhoud van voornoemde lijsten die werden rondgestuurd en waarop óók de naam van [parkbewoner5] zelf (dan wel van zijn partner “ [naam3] ”) staat. [de huurster] heeft de verklaring van [parkbewoner5] in twijfel getrokken omdat uit voornoemde documenten blijkt dat [parkbewoner5] steeds een parkeerplek aangewezen kreeg (respectievelijk nr. 31, nr. 27, nr. 49 en nr. 38), zodat volgens haar niet anders kan dan dat hij in strijd met de waarheid heeft verklaard. Nu Zwaluwpark niet is ingegaan op de discrepantie tussen de verklaring van [parkbewoner5] en het feit dat zijn naam voorkomt op de door [de huurster] aangestipte lijsten, trekt het hof de betrouwbaarheid van de verklaring van [parkbewoner5] op dit punt in twijfel en zal het daaraan geen bewijswaarde toekennen.