ECLI:NL:GHARL:2025:5895

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
24/98 tm 24/109
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslagen loonheffingen en boeten opgelegd aan transportbedrijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [Belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin naheffingsaanslagen loonheffingen zijn opgelegd. De Inspecteur van de Belastingdienst heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging. De rechtbank heeft een aantal beroepen ongegrond verklaard en enkele beroepen gegrond verklaard, wat leidde tot vernietiging van bepaalde uitspraken van de Inspecteur. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij de Inspecteur incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. De kern van het geschil betreft de vraag of de chauffeurs in dienstbetrekking staan tot belanghebbende of tot [Naam 17] Ltd., die de chauffeurs op basis van payrolling ter beschikking stelt. Het Hof oordeelt dat de chauffeurs niet in dienstbetrekking staan tot belanghebbende, maar tot [Naam 17] Ltd. Het Hof vernietigt de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen, en oordeelt dat de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende moet worden veroordeeld. De uitspraak is gedaan op 23 september 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummers BK-ARN 24/98 tot en met 24/109
uitspraakdatum: 23 september 2025

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van
[Belanghebbende] B.V.te
[Vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
en het incidentele hoger beroep van
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Zwolle(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 november 2023, nummers AWB 20/2901 tot en met 20/2912, ECLI:NL:RBGEL:2023:6462, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd voor de volgende tijdvakken:
Hoger beroep nummer
rechtbank nummer
tijdvak
24/98
20/2901
01-04-2013 tot 30-04-2013
24/99
20/2902
01-05-2013 tot 31-05-2013
24/100
20/2903
01-06-2013 tot 30-06-2013
24/101
20/2904
01-01-2014 tot 31-01-2014
24/102
20/2905
01-02-2014 tot 28-02-2014
24/103
20/2906
01-03-2014 tot 31-03-2014
24/104
20/2907
01-01-2015 tot 31-01-2015
24/105
20/2908
01-02-2015 tot 28-02-2015
24/106
20/2909
01-01-2016 tot 31-01-2016
24/107
20/2910
01-02-2016 tot 28-02-2016
24/108
20/2911
01-01-2017 tot 31-01-2017
24/109
20/2912
01-02-2017 tot 28-02-2017
1.2.
Bij beschikkingen is belastingrente berekend en zijn verzuimboeten en vergrijpboeten opgelegd.
1.3.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank).
1.5.
De Inspecteur heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en voor gedeelten daarvan een beroep gedaan op beperkte kennisneming (artikel 8:29 van de Awb). De Rechtbank heeft bepaald dat de door de Inspecteur verzochte beperkte kennisneming gerechtvaardigd is. Belanghebbende heeft in reactie op die tussenbeslissing aangegeven geen bezwaar te hebben tegen beperkte kennisname.
1.6.
De Rechtbank heeft
 de beroepen met de nummers 20/2901 en 20/2905 ongegrond verklaard,
 het beroep met het nummer 20/2908 gegrond verklaard, de desbetreffende uitspraken van de Inspecteur vernietigd, en de desbetreffende naheffingsaanslag, belastingrente en boeten verminderd,
 de beroepen met de nummers 20/2902 tot en met 20/2904, 20/2906, 20/2907 en 20/2909 tot en met 20/2912 gegrond verklaard, de desbetreffende uitspraken van de Inspecteur vernietigd voor zover die de boeten betreffen en de desbetreffende boeten verminderd,
 bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde (gedeelten van de) uitspraken op bezwaar en
 vergoedingen toegekend voor immateriële schade door overschrijding van de redelijke termijn, voor proceskosten en voor griffierecht.
1.7.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep beantwoord en in het principale hoger beroep een conclusie van repliek ingediend. De Inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingezonden.
1.8.
De Inspecteur heeft enkele stukken waarvoor de Rechtbank de beperkte kennisneming gerechtvaardigd achtte, alsnog integraal ingezonden. De Inspecteur heeft het verzoek om beperkte kennisneming van bepaalde persoonsgegevens gehandhaafd. Belanghebbende heeft verklaard tegen die beperkte kennisneming geen bezwaar te hebben.
1.9.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2025. Namens belanghebbende is verschenen [Naam9] , bijgestaan door zijn echtgenote O. [Naam10] , [Naam4] en [Naam5] . Namens de Inspecteur is verschenen [Naam6] , bijgestaan door [Naam7] en [Naam8] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat bij deze uitspraak is gevoegd.

2.De vaststaande feiten

2.1.
[Naam9] (hierna: [Naam9] ) is gehuwd met [Naam10] . [Naam9] houdt de aandelen van [Naam11] B.V. [Naam11] B.V. houdt de aandelen van [Naam12] B.V. [Naam12] B.V. houdt de aandelen van [Naam13] B.V. , van [Naam14] B.V. en van belanghebbende. Belanghebbende is op 18 september 2009 opgericht. Haar activiteiten bestaan uit het uitoefenen van een transportbedrijf (goederenvervoer over de weg). [Naam9] is directeur van belanghebbende.
2.2.
Vanaf september 2012 richt belanghebbende zich op het internationaal transport van levensmiddelen (met name vis, groenten en fruit) voor [Naam15] (hierna: [Naam15] ) te Noorwegen. In de periode september 2012 tot 1 april 2013 verliep dit via het zusterbedrijf van belanghebbende, [Naam14] B.V. Vanaf april 2013 maakte belanghebbende voor dit vervoer gebruik van chauffeurs die zijn ingeschreven bij [Naam 17] Ltd . (hierna: [Naam 17] ), een op Cyprus gevestigd adviesbureau dat is gespecialiseerd in personeel voor internationaal transport. Deze chauffeurs hebben een arbeidsovereenkomst gesloten met [Naam 17] .
2.3.
Op de website van [Naam 17] staat - onder meer - het volgende:

Cyprusroute
Het op Cyprus gevestigde adviesbureau [Naam 17] Limited begeleidt internationale transportondernemingen bij het gebruiken van de zogenaamde Cyprusroute. (…) Geheel volgens de Europese regelgeving kunnen transportondernemingen, door hun personeel onder te brengen bij [Naam 17] Limited op Cyprus, 30% besparen op de loonkosten van hun Nederlandse chauffeurs en zo de concurrentie uit Oost-Europa weerstaan. Met de Cyprusroute verbeteren transporteurs hun concurrentiepositie en voorkomen zij de gang naar het WW-loket voor hun chauffeurs. De Cyprusroute bestaat sinds 2010 en biedt Europese ondernemingen de mogelijkheid om hun personeel onder contract te nemen via een [Naam 17] op Cyprus en zo te profiteren van een veel gunstiger premieheffing, omdat het sociale stelsel op Cyprus goedkoper is.’
2.4.
Belanghebbende heeft met [Naam 17] een [Naam18] (hierna: [Naam18] ) gesloten. Deze luidt als volgt:

Article 1 Term
1.1
This agreement is effective as of the point in time on which both parties have signed this agreement and is entered into for an indefinite period of time.
1.2
Each party has the right to terminate the agreement, on the condition that they take the two months' notice into account. The agreement should be terminated in writing and sent by registered post.
Article 2 Assignments
2.1 [
belanghebbende] commits itself to solely call in the services of the supplier during the duration of this agreement when [belanghebbende] decides to outsource work to thirds within the scope of fleet management.
2.2
The supplier commits itself to perform these assignments in a faithful manner, taking the instructions of [belanghebbende] into account.
Article 3 Works
3.1
The works concern the entire fleet management of the fleet vehicles of [belanghebbende].
Article 4 General Conditions
4.1
The supplier's general terms of delivery apply to this agreement. A copy of these general terms of delivery has been attached to this agreement. By signing this agreement, [belanghebbende] also signs for receipt of the supplier's general terms of delivery.’
2.5.
De algemene leveringsvoorwaarden van [Naam 17] luiden voor zover hier van belang als volgt:

Leveringsvoorwaarden
Artikel 1. Definities
In deze Leveringsvoorwaarden gelden de volgende definities:
Opdrachtnemer: de [Naam 17] Limited, gevestigd en kantoorhoudende te Limassol, Cyprus.
Opdrachtgever: iedere natuurlijke- of rechtspersoon die gebruik maakt van de diensten van Opdrachtnemer op het gebied van fleet management.
Fleet management: het bieden van management over en zorg op het gebied van de vloot voertuigen die toebehoren aan de Opdrachtgever.
Medewerker: een door opdrachtnemer op een opdracht ingezette werknemer.
Artikel 2. Toepasselijkheid
Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op alle overeenkomsten die Opdrachtnemer met een opdrachtgever sluit: offertes, opdrachten, diensten op het gebied van fleet management, overeenkomsten van (ver)koop, (ver)huur, uitvoering van werk en leveringen daaronder begrepen. Afwijking is slechts mogelijk indien dat uitdrukkelijk en schriftelijk is overeengekomen. De opdrachtgever met wie eenmaal op deze voorwaarden werd gecontracteerd, wordt geacht stilzwijgend met de toepasselijkheid daarvan op een later met Opdrachtnemer gesloten overeenkomst in te stemmen. Eventuele algemene voorwaarden van de opdrachtgever zijn niet toepasselijk en worden door Opdrachtnemer nadrukkelijk van de hand gewezen. Indien enige bepaling uit deze voorwaarden nietig is of wordt vernietigd, zullen de overige bepalingen van deze voorwaarden volledig van kracht blijven en zullen partijen in overleg treden teneinde nieuwe bepalingen overeen te komen, waarbij zoveel mogelijk het doel en de strekking van de nietige of vernietigde bepaling in acht zal worden genomen.
Artikel 3. De overeenkomst
De overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, tenzij uit de inhoud, aard of strekking van de verleende opdracht voortvloeit dat deze voor een bepaalde tijd is aangegaan. Een overeenkomst met Opdrachtnemer komt eerst tot stand na schriftelijke bevestiging van de overeenkomst door Opdrachtnemer. Voor werkzaamheden waarvoor naar hun aard en omvang geen offerte c.q. opdrachtbevestiging wordt verzonden, wordt de factuur tevens als opdrachtbevestiging beschouwd, welke ook geacht wordt de overeenkomst juist en volledig weer te geven. Opdrachtnemer is gerechtigd bij of na het aangaan van de overeenkomst, alvorens (verder) te presteren, van de opdrachtgever zekerheid te eisen dat zowel aan betalings- als aan andere verplichtingen voldaan zal worden.
Artikel 4. Uitvoering van de opdracht
Opdrachtnemer bepaalt de wijze waarop en door welke personen de verleende opdracht uitgevoerd wordt. Opdrachtnemer kan de samenstelling van het team van medewerkers wijzigen, indien dit naar haar oordeel voor een juiste uitvoering van de opdracht noodzakelijk is. Een dergelijke wijziging kan alleen op verzoek van de opdrachtgever plaatsvinden, indien en voor zover door de gewenste wijziging naar het oordeel van opdrachtnemer de kwaliteit en/of de continuïteit van de uitvoering niet nadelig kan worden beïnvloed. Uitval van door opdrachtnemer ingezette medewerkers voordat de overeenkomst tussen opdrachtnemer en opdrachtgever tot een einde is gekomen, dient door opdrachtgever schriftelijk aan opdrachtnemer gemeld te worden. Zolang dergelijke uitval niet is gemeld lopen de kosten voor de inzet van deze medewerkers door voor rekening van opdrachtgever.
Artikel 5. Ontbinding en opschorting
Indien een partij in gebreke blijft aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst te voldoen, is de andere partij – buiten hetgeen in de overeenkomst is bepaald – gerechtigd de overeenkomst door middel van een aangetekend schrijven buitengerechtelijk te ontbinden. De ontbinding zal pas plaatsvinden nadat de in gebreke gestelde partij schriftelijk op de hoogte is gesteld van de ingebrekestelling en hem een redelijke termijn is geboden om de ernstige tekortkoming te zuiveren. In gevallen dat de opdrachtgever: In staat van faillissement wordt verklaard, of zijn faillissement wordt aangevraagd, tot boedelafstand overgaat, een verzoek tot (voorlopig) surseance van betaling aanvraagt of heeft verkregen, dan wel indien beslag op het geheel of een gedeelte van zijn vermogen wordt gelegd; Komt te overlijden, of onder curatele wordt gesteld; Enige uit kracht der wet of van deze condities op hem rustende verplichting niet nakomt; zijn huidige onderneming (geheel of gedeeltelijk) staakt of liquideert, niet langer in staat moet worden geacht de verplichtingen uit de overeenkomst na te kunnen komen; het voornemen heeft Nederland metterwoon te verlaten, heeft opdrachtnemer door het enkel plaatsvinden van een van deze omstandigheden het recht haar werkzaamheden op te schorten, hetzij de overeenkomst buitengerechtelijk geheel of gedeeltelijk te ontbinden zonder dat daartoe een aanmaning of ingebrekestelling is vereist en zonder daardoor schadeplichtig jegens de opdrachtgever te worden.
Artikel 6. Verplichtingen opdrachtgever, vrijwaring en verzekeringen
Gedurende de werkzaamheden heeft opdrachtgever zeggenschap over de werkzaamheden van de medewerker en voert opdrachtgever leiding en toezicht uit op de door de medewerker uit te voeren werkzaamheden. Opdrachtgever gedraagt zich ten aanzien van de medewerker bij de uitoefening van het toezicht of de leiding alsmede met betrekking tot de uitvoering van het werk op dezelfde zorgvuldige wijze als waartoe hij ten opzichte van zijn eigen werknemers gehouden is. De opdrachtgever is verplicht de voertuigen en toebehoren, lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij arbeid laat verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat door opdrachtnemer ingezette medewerkers in de uitoefening van hun werkzaamheden schade lijden. De opdrachtgever is jegens Opdrachtnemer aansprakelijk voor en dientengevolge gehouden tot vergoeding van de schade die de medewerker in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De opdrachtgever zal Opdrachtnemer te allen tijde vrijwaren tegen aanspraken jegens Opdrachtnemer ingesteld wegens het niet nakomen door de opdrachtgever van de in lid 1 van dit artikel genoemde verplichtingen en alle overige schade die verband houdt met de opdracht. De opdrachtgever is verplicht om zorg te dragen voor een afdoende, totaal dekkende aansprakelijkheidsverzekering voor alle directe en indirecte schade als bedoelt dit artikel. De opdrachtgever is verplicht om zorg te dragen voor afdoende en totaal dekkende verzekeringen, zoals een Internationale all risk autoverzekering, bedrijfs-aansprakelijkheidsverzekering, rechtsbijstandverzekering, reisverzekering en alle overige noodzakelijke verzekeringen.
Artikel 7. Tarief en naheffingen
Bij vaststelling van de beloning van de arbeidskracht wordt uitgegaan van de op dat moment van kracht zijnde CAO voor Uitzendkrachten, voor zover de betreffende onderneming van opdrachtnemer hieraan gebonden is, dan wel wordt uitgegaan van een andere op de onderneming van opdrachtnemer van toepassing zijnde CAO, dan wel wordt uitgegaan van de wet. De uur beloning zoals deze door opdrachtnemer bij aanvang van de overeenkomst is vastgesteld, geschiedt mede aan de hand van de functieomschrijving, welke van opdrachtgever wordt verkregen. Indien op enig moment wordt vastgesteld, dat deze functieomschrijving niet overeenstemt met de functie in kwestie, zal opdrachtnemer de beloning corrigeren overeenkomstig de juiste functieomschrijving en zal het aan opdrachtgever in rekening gebrachte tarief dienovereenkomstig worden aangepast. Wanneer gedurende een opdracht een functie wijzigt in die zin, dat deze functie overeenkomst met werkzaamheden, welke lager geclassificeerd zijn, dan zal het aanvankelijk geldende tarief ongewijzigd blijven. Het in de vorige leden van dit artikel bepaalde laat onverlet dat opdrachtnemer en de medewerker met de wijziging van de functie moeten hebben ingestemd. Opdrachtgever zal daartoe tijdig een voorstel tot wijziging van de functie aan opdrachtnemer en de medewerker voorleggen, alvorens daaraan uitvoering te geven. Wijziging van de functie tijdens de opdracht kan ook op verzoek van de medewerker worden aangepast, indien de medewerker op die aanpassing in redelijkheid aanspraak kan maken en maakt. Indien tijdens de duur van een opdracht de beloning van een medewerker hoger mocht worden als gevolg van een wijziging in de bepalingen in het algemeen van de CAO voor Uitzendkrachten, dan wel een andere op opdrachtnemer van toepassing zijnde CAO of arbeidsvoorwaardenregeling, of van de daarin geregelde lonen of ten gevolge van een overheidsmaatregel of verbindend voorschrift of voor zover anderszins overeengekomen, en/of indien ten gevolge van een wijziging in voornoemde CAO, dan wel een andere op opdrachtnemer van toepassing zijnde CAO of arbeidsvoorwaardenregeling, de arbeidsvoorwaarden van de medewerker anderszins tot hogere kosten voor opdrachtnemer leiden, en/of het werkgeversaandeel in premies ingevolge sociale verzekeringswetten of andere door opdrachtnemer te betalen premies en pensioenpremies, ingevolge op grond van voornoemde CAO, dan wel een andere op opdrachtnemer van toepassing zijnde CAO of arbeidsvoorwaardenregeling, of ter dekking van voorheen onder sociale verzekeringswetten gedekte risico's gesloten verzekeringen, worden verhoogd, en/of verhoging van de kosten voor opdrachtnemer plaatsvindt indien andere sociale lasten en/of fiscale wetgeving mocht worden gewijzigd, of om enige andere reden de kosten worden verhoogd, staat het opdrachtnemer vrij, het opdrachtgevertarief met genoemde verhogingen te vermeerderen en zal in dat geval die vermeerdering dien overeenkomstig door opdrachtgever verschuldigd zijn. Naheffingen ten gevolge van de Europese Verordening 883/2004 komen voor rekening van opdrachtgever. Opdrachtgever vrijwaart opdrachtnemer voor alle mogelijke naheffingen in dit kader. Als er om wat voor reden dan ook nabetalingen aan medewerker moeten worden gedaan, dan zullen deze nabetalingen voor rekening van opdrachtnemer komen. Opdrachtnemer zal door Opdrachtgever aan medewerker verrichte nabetalingen vergoeden aan Opdrachtgever.
Artikel 8. Facturen en betalingsvoorwaarden
Opdrachtnemer stuurt maandelijks facturen. De facturen van Opdrachtnemer zijn mede gebaseerd op de ingevulde en door de opdrachtgever voor akkoord getekende urenbriefjes. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor de juiste, tijdige, volledige aanvulling en ondertekening van de urenbriefjes. Bij verschil tussen bij opdrachtnemer ingeleverde urenbriefjes en het door de opdrachtgever behouden afschrift daarvan, geldt het bij opdrachtnemer ingeleverde exemplaar als juist, tenzij de opdrachtgever het tegendeel kan aantonen. In het geval dat opdrachtgever niet hieraan voldoet, is opdrachtnemer gerechtigd om de opdrachtgever te factureren op basis van de bij haar bekende feiten en omstandigheden. De opdrachtgever dient er voor zorg te dragen dat de facturen van Opdrachtnemer, zonder enige inhouding, korting of verrekening, binnen 14 dagen na factuurdatum zijn betaald, tenzij uitdrukkelijk en schriftelijk anders is overeengekomen. Uitsluitend rechtstreekse betalingen aan Opdrachtnemer werken voor de opdrachtgever bevrijdend. Het rechtstreeks betalen, dan wel het verstrekken van voorschotten aan de medewerker door de opdrachtgever zijn niet toegestaan, ongeacht de reden of de wijze waarop zulks geschiedt. Dergelijke betalingen en verstrekkingen regarderen Opdrachtnemer niet en leveren geen grond op voor enige schulddelging of verrekening. Bij niet tijdige of niet volledige betaling door de opdrachtgever, van enige door hem verschuldigde bedragen, is deze met ingang van de vervaldatum van de betreffende factuur van rechtswege in verzuim. Vanaf dat moment is de opdrachtgever tevens een vertragingsrente van 1% per maand, een gedeelte van een maand voor een hele maand rekenende, over het bruto factuurbedrag aan Opdrachtnemer verschuldigd. Alle te maken gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten, de kosten van rechtskundige bijstand daaronder begrepen, die Opdrachtnemer moet maken ten gevolge van het niet nakomen van de betalingsverplichtingen door de opdrachtgever, zijn voor rekening van de opdrachtgever. De buitengerechtelijke incassokosten van Opdrachtnemer, te berekenen over het te incasseren bedrag, worden, met een minimum van € 250,=, vastgesteld op tenminste 15% van de hoofdsom. Klachten geven opdrachtgever niet het recht betaling te weigeren, uit te stellen of te verrekenen. In geval van een gezamenlijk gegeven opdracht, zijn de opdrachtgevers hoofdelijk verbonden voor betaling van de verschuldigde factuurbedragen.
Artikel 9. Aansprakelijkheid
Opdrachtnemer is, noch jegens de opdrachtgever, noch jegens derden, aansprakelijk voor enige schade, voortvloeiende uit de (uitvoering) van de overeengekomen werkzaamheden, tenzij sprake is van opzet of grove schuld aan de zijde van leidinggevenden van Opdrachtnemer, waarbij voorwaardelijke opzet niet als opzet wordt aangemerkt. Opdrachtnemer is, ook indien sprake is van opzet of grove schuld aan haar zijde, dan wel van haar ondergeschikten, nimmer, noch jegens de wederpartij, noch jegens derden aansprakelijk voor gevolgschade, indirecte schade, vertragingsschade, bedrijfsschade, schade in de vorm van gederfde winst, of immateriële schade. De aansprakelijkheid die Opdrachtnemer heeft aanvaard blijft beperkt tot gevallen van letselschade en/of zaakschade als gevolg van opzet of grove schuld. Eventuele aansprakelijkheid van Opdrachtnemer voor enige directe schade is in ieder geval, per gebeurtenis, beperkt tot 50% van het tot het moment waarop het schadeveroorzakende feit zich heeft voorgedaan door Opdrachtnemer gefactureerde, dan wel te factureren bedrag, zulks met een maximum van € 10.000,=. In ieder geval dient de opdrachtgever Opdrachtnemer te vrijwaren tegen eventuele vorderingen van de arbeidskracht of derden, tot vergoeding van schade als bedoelt in lid a. van dit artikel geleden door die arbeidskracht of derden. Opdrachtnemer heeft te alien tijde het recht, indien en voor zover mogelijk, eventuele schade van de opdrachtgever ongedaan te maken. Hiertoe wordt tevens gerekend het recht van Opdrachtnemer om maatregelen te treffen die eventuele schade kunnen voorkomen, dan wel beperken.
Artikel 10. Selectie
Opdrachtnemer selecteert de tewerk te stellen medewerker aan de hand van opdrachtnemer bekende hoedanigheden en kundigheden van de voor tewerk te stellen medewerker enerzijds en aan de hand van door opdrachtgever aan opdrachtnemer verstrekte inlichtingen betreffende de op te dragen werkzaamheden anderzijds. Opdrachtnemer is geheel vrij in de keus van de persoon of de personen, die het op een aanvraag voordraagt dan wel tewerkstelt. Bij de selectie van kandidaten neemt opdrachtnemer de uiterste nauwkeurigheid in acht. Opdrachtgever is gehouden zich voor of onmiddellijk na de aanvang van de werkzaamheden te verzekeren of de medewerker aan de verwachtingen voldoet. Opdrachtnemer aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid indien bij of na de plaatsing de medewerker niet aan de verwachtingen voldoet.
Artikel 11. Arbeidstijd; overwerk; bedrijfssluiting
De arbeidstijd wordt nader overeengekomen tussen opdrachtgever en de medewerker. Opdrachtgever ziet toe op naleving hiervan. Opdrachtnemer is nimmer aansprakelijk voor het overtreden van de op de arbeidstijd toepasselijke regelgeving. Van overwerk is sprake indien werkzaamheden worden verricht boven de in de desbetreffende sector gebruikelijke arbeidsduur per dag, respectievelijk per week, of boven bij rooster vastgestelde uren. Alle kosten voor opdrachtnemer over het door de arbeidskracht verrichte overwerk, werk op zaterdag, zondag en feestdagen en in ploegendienst zijn door de opdrachtgever verschuldigd. Alle kosten voor opdrachtnemer over de, in afwijking van de bij de opdracht bepaalde of later (feitelijk) aangepaste arbeidsduur, door de arbeidskracht verrichte arbeid, zijn door opdrachtgever verschuldigd. Opdrachtgever is verplicht om bij het aangaan van de opdracht en, indien en voor zover dat bij het aangaan van de opdracht niet voorzienbaar was, steeds zo spoedig mogelijk opdrachtnemer in te lichten omtrent periodieke bedrijfssluitingen van opdrachtgever. Opdrachtgever is verplicht opdrachtnemer zo tijdig in te lichten, dat opdrachtnemer dit contractueel kan inpassen in de rechtsverhouding met de medewerker.
Artikel 12. Geschillen
Op de overeenkomst is Nederlands Recht van toepassing. Ten aanzien van alle geschillen tussen partijen die verband houden met of voortvloeien uit de overeenkomst waarop deze voorwaarden van toepassing zijn, is uitsluitend de rechtbank te Rotterdam bevoegd.’
2.6.
De arbeidsovereenkomsten tussen de chauffeurs en [Naam 17] bevatten de volgende bepalingen:
‘1. The parties have concluded this employment contract for an indefinite period of time subject to the following conditions and provisions:
2. As of (…) and after a trial period of 6 months, the Employer will employ the Employee as truck driver for an indefinite period of time.
3. The gross monthly salary for 173 service hours will be EURO (…).
4.
Should the Employee become unfit for work, he will obliged to submit [Naam 17] Ltd. an official medical certificate stating the approximate duration of his incapacity for work no later than the 3rd day of his incapacity for work. Each extension of the duration of the incapacity for work must be communicated to [Naam 17] Ltd. or its legal representative. In such a case, the Employee shall be obliged to submit a new official medical certificate reporting the extension of the period of incapacity for work. If such a medical attestation is not submitted within the aforementioned term, this may be construed as a serious failure on the part of the Employee, justifying his immediate dismissal.
5. The Employee declares to be familiar with the Employer's clients' policy on alcohol and drugs. The Employee will strictly comply with said policy.
6. The Employee declares to be prepared to take courses which the Employer deems necessary for the continuity of the work.
7. The Employee will immediately inform the Employer by registered letter if the Employee carries out more than 25% of his work in his country of residence.
8. This employment contract may be terminated by registered letter by either party subject to the legal provisions concerning notice periods. This does not apply in the event of force majeure or serious failure ascertained by the Employer or its intermediary.
9. This employment contract is governed by Cypriot employment law. Insofar as provisions have not been explicitly described in this contract, the contracting parties refer to the applicable statutory provisions.’
2.7.
[Naam10] verzorgde in de onderhavige jaren de financiële administratie. Belanghebbende heeft vanaf april 2013 in Nederland geen loonaangiften gedaan.
2.8.
In de periode augustus 2016/2017 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende uitgevoerd. Onderzocht is de arbeidsverhouding van de chauffeurs met belanghebbende en daarmee samenhangend de vraag of belanghebbende over de periode vanaf april 2013 tot en met augustus 2016 terecht geen loonaangiften heeft gedaan. Tijdens de controle is de administratie tot en met 2015 gezien en beoordeeld. Ook zijn e-mails, onder meer tussen [Naam9] en [Naam 17] , tot en met augustus 2016 gezien en beoordeeld. De controlemedewerkers hebben daarnaast gesproken met [Naam9] , [Naam10] en vier chauffeurs die via de door [Naam 17] geboden Cyprusroute werkzaamheden hebben verricht. Geconstateerd is dat belanghebbende voorschotten betaalde aan de chauffeurs die naderhand door [Naam 17] werden verrekend met het uitbetaalde loon.
2.9.
[Naam9] heeft tijdens het boekenonderzoek onder meer het volgende verklaard:
‘De heer [Naam9] geeft aan dat op het moment een chauffeur ervoor kiest voor [Naam15] te gaan rijden zij dan overgaan van NDL naar [belanghebbende]. Deze chauffeurs gaan dan uit dienst bij [Naam14] en komen in dienst bij [Naam 17] en worden vervolgens door [belanghebbende] weer ingeleend. (…) De heer [Naam9] geeft aan dat de medewerkers die via [Naam 17] komen zich ziek moeten melden bij [Naam 17] . Deze sturen dan een andere werknemer, maar wel een die eerder voor [belanghebbende] heeft gewerkt. (…) De heer [Naam9] geeft aan niet te weten hoe de facturen van [Naam 17] zijn opgemaakt. Hij kijkt naar het totaalbedrag en deelt dit door het aantal chauffeurs die gereden hebben in die maand. Aan de hand van deze methode berekent de heer [Naam9] of het voor hem rendabel is om via [Naam 17] te rijden. (…)’
De Inspecteur heeft in het dossier voorts de onderstaande weergave opgenomen van met [Naam9] gevoerde gesprekken:
‘De eerste chauffeur (…) zou zelf contact hebben opgenomen met [Naam9] . Hij zou daarvoor al voor de opdrachtgever ( [Naam15] ) gereden hebben via [Naam 17] . Hij zou [Naam9] over de gunstige voorwaarden hebben verteld (lagere werkgeverslasten voor de werkgever, hoger nettoloon voor de werknemer). Omdat [Naam9] toch nog een vrachtwagen “had staan” is [naam19] op deze manier (via [Naam 17] , voor [Naam15] ) gaan rijden. Wel wilden [Naam9] en zijn vrouw dat los van hun bedrijf [Naam14] B.V. vorm geven vanwege de evt. risico's. Daarom ging [naam19] rijden voor [belanghebbende], [Naam9] had die BV eerder al om andere redenen opgericht en daar gebeurde op dat moment niets meer in. Latere chauffeurs zouden via via ("chauffeurswereld is klein, ze spreken elkaar op de boot") met [Naam9] in contact zijn gekomen. (…) In principe bepaalt opdrachtgever [Naam15] middels de planning hoeveel chauffeurs er worden ingezet.’
2.10.
Op 20 december 2017 is een conceptrapport van het boekenonderzoek opgemaakt. Het conceptrapport is aan belanghebbende toegezonden en zij heeft op 26 januari 2018 schriftelijk gereageerd. Op 12 maart 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen belanghebbende en de controlemedewerkers. Daarna hebben partijen over en weer schriftelijk gecommuniceerd.
2.11.
Op 9 juni 2018 is het definitieve rapport (het rapport) opgemaakt. Naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat over de periode vanaf april 2013 sprake is van een schijnconstructie. In het rapport staat daarover, onder meer, het volgende:
‘Er is naar onze mening sprake van een schijnconstructie, omdat gepretendeerd wordt dat de chauffeurs in dienstbetrekking staan tot [Naam 17] , terwijl [belanghebbende] feitelijk de chauffeurs aanstuurt en beslist over alle werkgeverszaken zoals personeelswerving, ontslag en afspraken over het salaris en vergoedingen. Het salaris van de chauffeurs en de vergoedingen voor verblijfskosten komen volledig voor rekening van [belanghebbende] en worden integraal betaald aan [Naam 17] voordat [Naam 17] dit doorbetaalt aan de chauffeurs. [Naam 17] sluit ieder risico op het moeten doen van (loon)betalingen aan deze chauffeurs, dan wel aan het Nederlandse transportbedrijf, dan wel aan een opdrachtgever/klant van het Nederlandse transportbedrijf, uit. Met andere woorden, [Naam 17] sluit alle risico's die voor rekening en risico komen van een werkgever, contractueel en feitelijk uit. [Naam 17] draagt alleen zorg voor het administratief verwerken van de lonen en de betaling van de netto salarissen aan deze chauffeurs. [Naam 17] is in deze vergelijkbaar met een loonadministratiebureau. Voor het uitvoeren van deze Cyprusconstructie brengt [Naam 17] een bedrag (commissie) in rekening voor de door haar uitgevoerde services.’
2.12.
Gelet op het door de Inspecteur ingenomen standpunt wordt belanghebbende, met terugwerkende kracht – met ingang van 1 april 2013 – als werkgever/inhoudingsplichtige opgenomen in het systeem van de Inspecteur op grond waarvan aangiften loonheffing aan belanghebbende zijn uitgereikt. Naar aanleiding van de door belanghebbende ingediende aangiften loonheffingen zijn, vanwege het feit dat niet werd betaald op die aangiften, de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd. Daarnaast zijn boeten aan belanghebbende opgelegd wegens het (voorwaardelijk) opzettelijk niet afdragen van verschuldigde loonheffingen.

3.Het geschil

3.1.
In geschil is of de naheffingsaanslagen en de boeten terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd. Hierbij is specifiek in geschil of:
  • alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd,
  • sprake is van een dienstbetrekking van de chauffeurs met belanghebbende dan wel met [Naam 17] , die de chauffeurs op basis van payrolling aan belanghebbende ter beschikking te stellen,
  • de Belastingdienst dit onderzoek heeft behandeld als ware het een CAF-zaak,
  • de vermelding van de tijdvakken op de aanslagbiljetten voldoende duidelijk is,
  • of algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn geschonden,
  • of sprake is van opzet (incidenteel hoger beroep) of grove schuld en
  • of sprake is van een pleitbaar standpunt.
3.2.
Belanghebbende verzoekt voorts de chauffeurs die tegenover de Inspecteur verklaringen hebben afgelegd, als getuigen op te roepen, als het Hof deze verklaringen als bewijsmiddel hanteert.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
In deze procedure staat centraal de vraag of de chauffeurs in dienstbetrekking staan tot belanghebbende, zoals de Inspecteur verdedigt, of dat de chauffeurs in dienst zijn van [Naam 17] en op basis van payrolling aan belanghebbende ter beschikking worden gesteld, zoals belanghebbende verdedigt.
4.2.
De uitzendovereenkomst is de arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer door de werkgever, in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van de werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde (artikel 7:690 van het Burgerlijk Wetboek). De payrollovereenkomst is een bijzondere vorm van de uitzendovereenkomst. Payrolling is eerst sinds 2020, dus na onderhavige tijdvakken, in artikel 7:692 van het Burgerlijk Wetboek omschreven als de uitzendovereenkomst, waarbij de overeenkomst van opdracht tussen de werkgever en de derde niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en waarbij de werkgever alleen met toestemming van de derde bevoegd is de werknemer aan een ander ter beschikking te stellen.
4.3.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de chauffeurs in privaatrechtelijke dienstbetrekking staan tot belanghebbende. Belanghebbende betwist dat en stelt dat de chauffeurs in dienstbetrekking staan tot [Naam 17] en dat [Naam 17] de chauffeurs in het kader van payrolling aan belanghebbende ter beschikking stelt. Zij wijst erop dat de chauffeurs arbeidsovereenkomsten met [Naam 17] hebben gesloten, welke arbeidsovereenkomsten schriftelijk zijn vastgelegd (zie hiervoor onder 2.6). Voorts betaalt [Naam 17] de salarissen, aldus belanghebbende. De door belanghebbende aangevoerde omstandigheden wijzen erop dat de chauffeurs een arbeidsovereenkomst hebben gesloten met [Naam 17] en dat belanghebbende deze inleent op basis van payrolling.
4.4.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van belanghebbende, rust op de Inspecteur de last de feiten en omstandigheden te stellen en, bij betwisting, aannemelijk te maken waaruit volgt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en de chauffeurs. Het Hof komt tot de conclusie dat de door de Inspecteur gestelde omstandigheden niet meebrengen dat sprake is van een dienstbetrekking tussen belanghebbende en de chauffeurs. Deze conclusie zal hierna worden toegelicht. In hoeverre de Inspecteur de aan de conclusie ten grondslag gelegde feiten aannemelijk heeft gemaakt, kan in het midden blijven.
Arbeidscontracten
4.5.
De Inspecteur wijst erop dat de door de chauffeurs en [Naam 17] ondertekende arbeidscontracten zeer summier zijn; daarin is niets geregeld over terbeschikkingstelling aan belanghebbende, over kostenvergoedingen, recht op verlof en pensioenrechten. De Inspecteur stelt dat de overeenkomsten tussen de chauffeurs en [Naam 17] zo summier zijn dat daaruit niet de bedoeling van partijen kan worden afgeleid. Volgens de Inspecteur is daardoor uitsluitend relevant op welke wijze partijen aan de overeenkomst invulling hebben gegeven. De op papier gesloten arbeidsovereenkomsten wijken zo sterk af van de feitelijke gang van zaken, dat sprake is van een schijnhandeling.
4.6.
Dat de schriftelijke vastlegging van de overeenkomsten summier is, staat naar ’s Hofs oordeel niet in de weg aan de rechtsgeldigheid van de overeenkomsten. Dat neemt ook niet weg dat deze schriftelijke vastlegging een van de omstandigheden is waarmee rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de rechtsverhouding tussen belanghebbende, [Naam 17] en de chauffeurs. Het Hof wijst erop dat de Inspecteur stelt dat tussen belanghebbende en de chauffeurs arbeidsovereenkomsten zijn gesloten, maar dat een schriftelijke vastlegging daarvan geheel ontbreekt.
Loonbetalingsverplichting
4.7.
De Inspecteur stelt voorts dat belanghebbende verplicht is de chauffeurs loon te betalen. De Inspecteur stelt ter onderbouwing daarvan dat [Naam 17] de salarissen pas uitbetaalde nadat belanghebbende de betaling aan [Naam 17] had verricht. De loonbetalingsverplichting lag daarmee volgens de Inspecteur bij belanghebbende, terwijl [Naam 17] feitelijk slechts als kassier optrad. De Inspecteur wijst erop dat belanghebbende een chauffeur die nog geen loon had ontvangen, terwijl belanghebbende al wel had betaald aan [Naam 17] , heeft verwezen naar [Naam 17] . Het Hof volgt de Inspecteur hierin niet.
4.8.
Het Hof oordeelt daarover als volgt. Ook bij payrolling is het uiteraard zo dat de salariskosten (zij het indirect) voor rekening komen van de inlener, in dit geval belanghebbende. Dat [Naam 17] , om haar moverende redenen (wellicht liquiditeit of kredietbeheersing), de salarissen kennelijk pas uitbetaalde nadat zij van belanghebbende betaling had ontvangen, maakt niet dat daarmee jegens de chauffeurs de verplichting tot salarisbetaling op belanghebbende rustte.
Algemene voorwaarden
4.9.
Verder wijst de Inspecteur op de algemene voorwaarden van [Naam 17] . Ingevolge artikel 8 van die algemene voorwaarden mocht belanghebbende geen voorschotten betalen, maar dat deed zij toch en deze voorschotten werden door [Naam 17] verrekend met het loon. Vorenstaande brengt het Hof niet tot een ander oordeel. Dat [Naam 17] de handelwijze van belanghebbende accepteerde en daarnaar handelde, duidt erop dat kennelijk tussen belanghebbende en [Naam 17] daarover nadere afspraken zijn gemaakt. Dat leidt niet tot de conclusie van belanghebbende jegens de chauffeurs verplicht was tot betaling van het loon.
Gezagsverhouding
4.10.
Verder stelt de Inspecteur dat belanghebbende het materiële gezag over de chauffeurs uitoefent. Bij de aansturing van de chauffeurs spelen zowel [Naam15] als belanghebbende een rol. [Naam 17] heeft geen rol in de aansturing van de chauffeurs, aldus de Inspecteur.
4.11.
Uit de wettelijke omschrijving van de uitzendovereenkomst (zie 4.2) volgt dat de werknemer arbeid verricht onder toezicht en leiding van de inlener. Payrolling is een species van de uitzendovereenkomst. Naar het oordeel van het Hof is inherent aan de figuur van uitzenden – en daarmee payrolling – dat gezag over de werknemers wordt uitgeoefend door de inlenende ondernemer.
4.12.
De Inspecteur stelt voorts dat belanghebbende (feitelijk) beslist over het ontslag van chauffeurs. In geval van onvoldoende werk bij belanghebbende zoekt [Naam 17] niet naar ander werk voor de chauffeur. Chauffeurs die zelf ontslag nemen doen dat bij belanghebbende, niet bij [Naam 17] . Wanneer belanghebbende niet verder wil met een chauffeur omdat deze niet bevalt of omdat zij onvoldoende werk heeft, dan wordt de chauffeur door belanghebbende ontslagen. Hij meldt dan aan [Naam 17] dat de loonbetaling moet worden gestopt. [Naam 17] vraagt in voorkomende gevallen aan belanghebbende of er nog een ontslagbrief naar de chauffeur moet worden gestuurd, aldus de Inspecteur.
4.13.
Het Hof is van oordeel dat deze gestelde feitelijke gang van zaken past in de figuur van payrolling (en van uitzending in het algemeen) dat de inlener beslist of hij de inlening van werknemers wil voortzetten. Het is dan aan de uitlener/payroller om te beslissen welke gevolgen dat heeft voor de arbeidsrelatie tussen de uitlener en de werknemer; de inlener staat daarbuiten.
4.14.
Verder stelt de Inspecteur dat alle overige aangelegenheden die een werkgever aangaan bij belanghebbende zijn belegd. Belanghebbende voert alle werkgevershandelingen en -taken uit. De chauffeurs hadden volgens de Inspecteur feitelijk geen contact met [Naam 17] . Ziekmelding en verzoeken om verlof doen de chauffeurs bij belanghebbende, niet bij [Naam 17] . De chauffeurs beschouwden belanghebbende en niet [Naam 17] als hun werkgever. De chauffeurs moesten (wijzigingen in) de personele gegevens doorgeven aan belanghebbende en niet aan [Naam 17] . Vervolgens gaf belanghebbende de gegevens door aan [Naam 17] . De voor chauffeurs noodzakelijke cursussen werden door belanghebbende geregeld en betaald. Belanghebbende bepaalde of verkeersboetes door de chauffeurs moesten worden betaald of dat deze voor rekening van belanghebbende kwamen. Belanghebbende besloot of chauffeurs moesten worden verzekerd voor ziektekosten. Belanghebbende verstrekte voor eigen rekening de chauffeurs een mobiele telefoon, een tankpas en een geldige eurovergunning. Van een chauffeur die een ongeluk met de vrachtwagen had gehad, heeft belanghebbende een hotel en de terugvlucht verzorgd en betaald. [Naam 17] heeft hier geen enkele bemoeienis mee gehad.
4.15.
Omdat het dagelijkse gezag bij payrolling berust bij de inlener, ligt het voor de hand dat de werknemers (de chauffeurs) meer contact hebben met de inlener (belanghebbende) dan met de uitlener ( [Naam 17] ). Dat belanghebbende in voorkomende gevallen optrad als intermediair tussen de chauffeurs en [Naam 17] en dat zij zich het wel en wee van de chauffeurs aantrok, maakt niet dat een dienstbetrekking bestond tussen belanghebbende en de chauffeurs. Veel van de door de Inspecteur gestelde omstandigheden hebben niet (alleen) betrekking op het werkgeverschap, maar zijn ook nauw verbonden met de (verdere) bedrijfsvoering van belanghebbende, zodat het logisch is dat zij zich daarmee bezighield.
[Naam18]
4.16.
De Inspecteur stelt nog dat de tussen belanghebbende en [Naam 17] gesloten [Naam18] niet wordt nageleefd. Er zijn geen schriftelijk vastgelegde afspraken tussen belanghebbende en [Naam 17] over uitzending van personeel of payrolling. Hij stelt dat dit een zeer ongebruikelijke gang van zaken is gelet op de onzekerheid over de continuïteit van de terbeschikkingstelling, onduidelijkheid over de aansprakelijkheid van [Naam 17] en de rechtszekerheid. De stellingen van belanghebbende komen erop neer dat zij naast de [Naam18] een (niet schriftelijk vastgelegde) overeenkomst van payrolling heeft gesloten.
4.17.
De [Naam18] ziet niet op de betrekkingen tussen de chauffeurs en belanghebbende, maar op de rechtsbetrekking tussen [Naam 17] en belanghebbende (zie 2.4). Het wel en wee van de [Naam18] doet daarom in deze procedure niet ter zake. Dat het ongebruikelijk is dat de payroll-overeenkomst niet schriftelijk is vastgelegd, legt – gelet op de door belanghebbende aangevoerde omstandigheden (zie hiervoor onder 4.3) – onvoldoende gewicht in de schaal om tot het oordeel te komen dat een dergelijke overeenkomst niet zou zijn gesloten.
Overige omstandigheden
4.18.
De Inspecteur wijst erop dat [Naam 17] in verschillende rechterlijke procedures (met StiPP, de SVB en de Stichting bedrijfstakpensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg) ontkent een uitzendbureau of payrollbedrijf te zijn. De Inspecteur wijst erop dat belanghebbende op vragen van de vakbond FNV heeft geantwoord geen gebruik te maken van uitzendbureaus of payrollbedrijven.
4.19.
Het Hof beoordeelt in deze procedure zelfstandig of sprake is van arbeidsovereenkomsten tussen belanghebbende en de chauffeurs. Dat [Naam 17] en belanghebbende in andere procedures en onder andere omstandigheden anders hebben betoogd (mogelijk om procestechnische redenen), is daarvoor niet doorslaggevend.
Overige grieven
4.20.
Het Hof is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat uit de door de Inspecteur gestelde omstandigheden – afzonderlijk en in samenhang bezien – niet voortvloeit dat de chauffeurs tot belanghebbende in dienstbetrekking stonden. Dat brengt mee dat de naheffingsaanslagen ten onrechte zijn opgelegd, evenals de belastingrente- en boetebeschikkingen. Het Hof zal deze vernietigen. De overige stellingen van belanghebbende behoeven geen behandeling.
Redelijke termijn
4.21.
Belanghebbende stelt dat ook in de fase tot en met het hoger beroep sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, zodat aanspraak bestaat op (verdere) boetematiging en (aanvullende) immateriële schadevergoeding.
4.22.
De Rechtbank heeft belanghebbende een vergoeding toegekend voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en de beroepsfase. Daartegen zijn geen grieven aangevoerd. In hoger beroep is de redelijke termijn niet verder overschreden. Het Hof ziet daarom geen aanleiding voor het toekennen van een aanvullende vergoeding van immateriële schade.
Slotsom
4.23.
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond en het incidentele hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

5.1.
Omdat het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, bepaalt het Hof dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt.
5.2.
De Rechtbank heeft de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten voor de bezwaar- en de beroepsfase. Daartegen zijn geen grieven aangevoerd. Het Hof zal deze veroordelingen in stand laten.
5.3.
Het Hof ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende voor de behandeling van het hoger beroep en het incidentele hoger beroep heeft moeten maken.
5.4.
De Rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende gevoegd in de zin van artikel 8:14 Awb en één uitspraak gedaan. Daarom is voor de toepassing van de regeling inzake proceskostenvergoeding sprake van één hoger beroep. [1]
5.5.
Naar het oordeel van het Hof zijn er geen bijzondere omstandigheden aanwezig die aanleiding geven af te wijken van het in artikel 2, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) opgenomen tarief.
5.6.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep en het incidentele hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit vast op € 3.628 (4 punten (hogerberoepschrift, repliek, beantwoorden incidenteel hoger beroep, schriftelijke inlichtingen (25 oktober 2024), bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 907 (bedrag 2025)).

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen over de immateriële schadevergoeding, de proceskosten en het griffierecht,
– verklaart het tegen de uitspraken van de Inspecteur ingestelde beroepen gegrond,
– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur,
– vernietigt de naheffingsaanslagen, de belastingrentebeschikkingen en de boetebeschikkingen,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.628 en
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 548 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van de Merwe, voorzitter, mr. P. van der Wal en mr. A.E. Keulemans, in tegenwoordigheid van mr. G.J. van de Lagemaat als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 september 2025.
De griffier,
De voorzitter,
(G.J. van de Lagemaat)
(J. van de Merwe)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Vgl. HR 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0892, r.o. 3.3.3, eerste volzin, en HR 14 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:677.