In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 december 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een verzoek om (aanvullende) teruggaaf van omzetbelasting door belanghebbende, die zonnepanelen op zijn nieuwbouwwoning heeft laten installeren. Belanghebbende had op 19 november 2019 een negatieve suppletie ingediend voor de omzetbelasting over het tijdvak van 1 oktober 2018 tot en met 31 december 2018. De Inspecteur van de Belastingdienst heeft deze suppletie aangemerkt als een verzoek om teruggaaf, maar heeft dit verzoek op 24 mei 2022 afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarop belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 4 november 2025 zijn de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de Inspecteur gehoord. Het Hof heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de Inspecteur de suppletie van belanghebbende correct heeft aangemerkt als een verzoek om teruggaaf en dat het verzoek niet tijdig is ingediend. Het Hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Belanghebbende had ook verzocht om vergoeding van immateriële schade, maar het Hof oordeelde dat de redelijke termijn niet was overschreden en dat er geen aanleiding was voor vergoeding van werkelijke proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 2 december 2025.