ECLI:NL:GHARL:2025:838

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
200.336.871/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de uitleg van een borgstellingsovereenkomst in het kader van een vordering tot betaling

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De kern van het geschil betreft de uitleg van een borgstellingsovereenkomst die [appellant] heeft afgesloten in verband met verplichtingen van [naam1] B.V. aan Engine Competence Services B.V. (ECS). De rechtbank had de vordering van ECS toegewezen, maar [appellant] betwist dat de borgstelling ook betrekking heeft op toekomstige verplichtingen die voortvloeien uit onderhoudsovereenkomsten. Het hof heeft de procedure gevolgd en de relevante documenten en argumenten van beide partijen in overweging genomen. Het hof concludeert dat de borgstelling niet ziet op de vorderingen van ECS op [naam1] waarvoor ECS betaling van [appellant] vordert. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van ECS af. Tevens wordt ECS veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag dat [appellant] aan ECS heeft betaald, en wordt ECS in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in borgstellingsovereenkomsten en de context waarin deze zijn gesloten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.336.871/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 187126
arrest van 11 februari 2025
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. N.F. Barthel te Zoetermeer,
tegen
Engine Competence Services B.V.,
die is gevestigd in Drogeham,
en bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
hierna:
ECS,
advocaat: mr. J.A.Th. van den Berg te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure bij het hof

Het verloop van de procedure bij het hof blijkt uit:
- de appeldagvaarding van 4 januari 2024;
- de memorie van grieven (met producties) van 2 april 2024;
- de memorie van antwoord (met producties) van 9 juli 2024;
- de nieuwe aanvullende producties 5.2 en 9 van [appellant] en 13 en 14 van ECS
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling van 10 januari 2025.
Aan het slot van de mondelinge behandeling hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of ECS met succes een beroep kan doen op een door [appellant] , als bestuurder van [naam1] B.V. (hierna: [naam1] ), verleende borgstelling voor verplichtingen van [naam1] aan ECS.
2.2
ECS heeft bij de rechtbank/kantonrechter gevorderd dat [appellant] wordt veroordeeld om ruim € 76.000,-, vermeerderd met rente en (proces)kosten aan haar te betalen.
2.3
De rechtbank heeft deze vordering toegewezen en de tegenvorderingen van [appellant]
- waaronder de vordering om de gelegde beslagen op te heffen – afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten. [1] De bedoeling van het hoger beroep is dat de toegewezen vorderingen alsnog worden afgewezen en dat ECS wordt veroordeeld om aan [appellant] terug te betalen wat [appellant] op grond van het vonnis van de rechtbank aan ECS heeft betaald.
2.4 Het hof zal beslissen dat de borgstelling niet ziet op de vorderingen van ECS op [naam1] waarvan ECS betaling van [appellant] vordert. Om die reden is de vordering van ECS op [appellant] niet toewijsbaar. Het hof zal het vonnis van de rechtbank dan ook vernietigen. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd.

3.De relevante feiten

3.1
[appellant] is indirect bestuurder en aandeelhouder van [naam1] B.V. (hierna: [naam1] ) te [woonplaats1] . [naam1] teelde tomaten op (onder meer) de volgende drie locaties: [adres1] te [plaats1] (hierna: [adres1] ), [adres2] te [plaats1] (hierna: [adres2] ) en de
[adres3] te [plaats2] (hierna: [adres3] ).
3.2
ECS heeft op verzoek van [naam1] op 13 mei 2019 een offerte uitgebracht voor de revisie van de WKK-installatie op de locatie [adres3] voor € 117.096,--. Daarnaast heeft ECS [naam1] het aanbod gedaan voor een regieovereenkomst onderhoud na revisie. Deze overeenkomst is als bijlage bij de offerte gevoegd.
3.3
ECS heeft op verzoek van [naam1] op 9 oktober 2019 een offerte uitgebracht voor het plaatsen van een WKK-installatie op de locatie [adres2] en het installeren en aansluiten daarvan voor respectievelijk € 274.635,-- en € 71.400,--. Daarnaast heeft ECS [naam1] het aanbod gedaan voor een onderhoudsovereenkomst. Deze zogenoemde draaiurenovereenkomst is als bijlage bij de offerte gevoegd. Aangegeven is dat de keuze tussen een draaiurenovereenkomst of regieovereenkomst uiterlijk 1 december 2019 moet worden gemaakt.
3.4
ECS heeft op verzoek van [naam1] op 27 december 2019 een offerte uitgebracht voor de revisie van de WKK-installatie op de locatie [adres1] voor € 123.072,64. Daarnaast heeft ECS [naam1] het aanbod gedaan voor een regie onderhoudsovereenkomst. Deze overeenkomst is als bijlage bij de offerte gevoegd.
3.5
[naam1] heeft de drie offertes aanvaard.
3.6
ECS heeft revisie- en onderhoudswerkzaamheden verricht aan de WKK-installaties van [naam1] op de locaties [adres3] , [adres1] en [adres2] . Daarvoor heeft [naam1] een bedrag van € 227.839,04 aan ECS betaald.
3.7
Op 3 januari 2020 hebben ECS als schuldeiser en [appellant] als borg een 'Overeenkomst van borgtocht' (hierna: de borgtochtovereenkomst) gesloten. In de borgtochtovereenkomst staat onder meer het volgende:

PARTIJEN NEMEN HET VOLGENDE IN AANMERKING
1. ECS is i) overeenkomsten tot revisie en vervanging van onderdelen van (waaronder revisie en vervanging van motoren en generatoren van) WKK-installaties en ii) een onderhoudsovereenkomst aangegaan met de besloten vennootschap [naam1] B.V., (…). Deze overeenkomsten zien op een drietal locaties van [naam1] B.V., zijnde i) [adres1] te [plaats1] , ii) [adres2] te [plaats1] en iii) [adres3] te [plaats2] . Deze overeenkomsten liggen vast in offertes van respectievelijk i) 27 december 2019, ii) 9 oktober 2019 en iii) 13 mei 2019. Deze overeenkomsten tussen ECS en [naam1] B.V. worden hierna gezamenlijk aangeduid als de 'Overeenkomst'.
(…)
3. De gezamenlijke opdrachtsom van de Overeenkomst bedraagt in totaal € 586.203,70 exclusief meerwerk, afrekening stelposten en onderhoud, waarbij een bedrag, groot
€ 358.364,66 exclusief meerwerk, stelposten, onderhoud nog niet is betaald door [naam1] B.V., terwijl een gedeelte van de werkzaamheden nog uitgevoerd dient te worden.
4. AlsBijlage 1
wordt aan deze overeenkomst gehecht een uitsplitsing van de Overeenkomst per locatie van [naam1] B.V. Tevens blijkt uit deze bijlage het bedrag dat in ieder geval nog betaald dient te worden door [naam1] B.V.
5. ECS heeft voor het aangaan van de Overeenkomst en de verdere uitvoering van de werkzaamheden de voorwaarde gesteld dat [appellant] zich borg stelt voor hetgeen [naam1] B.V. uit hoofde van de Overeenkomst aan ECS verschuldigd is en zal zijn en daarvoor zo nodig zekerheid stelt. [appellant] is hiertoe bereid.
(…)
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT
1.1.
Tot zekerheid voor de nakoming door [naam1] B.V. van diens verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst, verbindt [appellant] zich hierbij onvoorwaardelijk en onherroepelijk als borg jegens ECS met inachtneming van de navolgende voorwaarden en bepalingen.
1.2.
[appellant] verbindt zich tot een maximumbedrag van € 400.000,00.
(…)
3.4.
Deze borgtocht eindigt indien en zodra [naam1] B.V. aan al haar verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst jegens ECS heeft voldaan. Tot het moment dat [naam1] B.V. aan al haar verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst jegens ECS heeft voldaan loopt de borgtocht, is deze onherroepelijk en is deze niet tussentijds opzegbaar.
3.5.
Mevrouw [naam2] zal ten blijke van instemming met de rechtshandelingen van de heer [appellant] , die in deze overeenkomst zijn gelegen, deze overeenkomst medeondertekenen.
3.8
Bijlage 1 bij de overeenkomst bevat een specificatie per installatie van de opdrachtsom, meerwerk en een post ‘Onderhoud Coditheen’, van de betalingen door [naam1] en de openstaande bedragen. De kolom ‘Nog open’, waarin ook de nog in rekening te brengen bedragen zijn verwerkt, sluit op een bedrag van € 358.364,66.
3.9
[appellant] en zijn echtgenote, [naam2] (hierna: [naam2] ), hebben de borgtochtovereenkomst ondertekend. Verder heeft [naam2] onder haar handtekening met pen geschreven:
'Deze borgtocht is goed voor vierhonderd duizend euro'.
3.1
ECS heeft vervolgens (revisie)werkzaamheden en onderhoud verricht aan de WKK-installaties op de drie locaties van [naam1] . Daarvoor heeft ECS facturen aan [naam1] verstuurd. [naam1] heeft deze facturen deels voldaan.
3.11
Op 27 september 2022 is [naam1] failliet verklaard.
3.12
In een brief van 3 oktober 2022 heeft ECS [appellant] aangesproken tot betaling uit hoofde van borgtocht tot € 76.075,53. Dit bedrag betreft de som van de op dat moment openstaande facturen, die volgens ECS voortvloeien uit de tussen haar en [naam1] gesloten onderhoudsovereenkomsten voor de drie WKK-installaties. [appellant] heeft niet betaald.
3.13
ECS heeft op basis van een verlofbeschikking van 16 november 2022 van de rechtbank Den Haag verschillende conservatoire beslagen gelegd ten laste van [appellant] .
3.14
In een brief van 30 januari 2023 heeft [naam2] de buitengerechtelijke vernietiging van de borgtocht ingeroepen.
3.15
[appellant] heeft op grond van het vonnis van de rechtbank in totaal € 91.612,94 aan ECS betaald. ECS heeft de ten laste van [appellant] gelegde beslagen daarna opgeheven.

4.De beoordeling van het geschil

Inleiding4.1 [appellant] heeft zowel bij de rechtbank als bij het hof verschillende verweren gevoerd tegen de vordering van [appellant] . Het meest verstrekkende verweer is dat de borgstelling niet ziet op de vorderingen waarvan ECS nu betaling van [appellant] vordert. De rechtbank heeft dat verweer verworpen. Als het hof concludeert dat het verweer wel slaagt, kunnen de andere verweren van [appellant] onbesproken blijven. Het hof hoeft in dat geval ook niet in te gaan op de andere bezwaren (‘grieven’) van [appellant] tegen het vonnis van de rechtbank.
De reikwijdte van de borgstelling4.2 De borgstellingsovereenkomst is in januari 2020 tot stand gekomen. De vordering van ECS is gebaseerd op facturen van ECS uit augustus en september 2022. Volgens ECS zijn in deze facturen werkzaamheden en leveringen in rekening gebracht op basis van de
onderhoudsovereenkomsten die partijen in de loop van 2019 voor de drie WKK-installaties hebben gesloten (zie 3.3-3.4). [appellant] heeft dat weliswaar, in elk geval voor enkele facturen, bestreden, maar het hof zal er bij wijze van veronderstelling vanuit gaan dat de facturen gebaseerd zijn op de drie onderhoudsovereenkomsten.
4.3
Volgens [appellant] hebben partijen niet afgesproken dat de borgstelling ook betrekking heeft op verplichtingen die enkele jaren na het sluiten van de borgstellingsovereenkomst voor [naam1] ontstaan uit de afgesloten onderhoudscontracten. De borgstelling zag volgens [appellant] alleen op de vordering die ECS bij het sluiten van de overeenkomst van borgstelling op [naam1] had vanwege de revisie en/of installatie van de drie WKK-installaties en zou verkrijgen, zoals gespecificeerd in de bijlage bij de overeenkomst van borgstelling (zie 3.8).
ECS ziet dat anders. In de overeenkomst van borgstelling wordt ook verwezen naar de onderhoudsovereenkomsten en de vorderingen die voortvloeien uit deze overeenkomsten vallen dan ook onder het bereik van de borgstelling.
4.4
Partijen verschillen dus van mening over de uitleg van de overeenkomst van borgtocht tussen hen. Het hof stelt voorop dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van uitsluitend een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogenaamde Haviltex-maatstaf). [2]
Ook geldt dat bij de uitleg van een dergelijk geschrift steeds van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar wat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, en dat in praktisch opzicht vaak van groot belang is de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, die deze in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben. [3] Verder komt bij de uitleg betekenis toe aan de aard van de transactie, de omvang en gedetailleerdheid van de contractsbevestiging, de wijze van totstandkoming ervan - waarbij van belang is of partijen werden bijgestaan door (juridisch) deskundige adviseurs - en de overige bepalingen ervan. [4] Ten slotte speelt bij de uitleg ook een rol hoe partijen na het sluiten van de overeenkomst feitelijke hebben gehandeld.. [5] Tegen deze achtergrond is het volgende van belang.
4.5
In onderdeel 1 van de considerans van de overeenkomst van borgstelling is vermeld dat ECS en [naam1] drie overeenkomsten tot revisie en vervanging van onderdelen van WKK-installaties hebben gesloten en een onderhoudsovereenkomst. Die overeenkomsten worden gezamenlijk aangeduid als de ‘Overeenkomst’. In artikel 1.1 van de overeenkomst van borgtocht is vervolgens vastgelegd dat [appellant] zich tot zekerheid verbindt voor de nakoming door [naam1] van diens verplichtingen uit de ‘Overeenkomst’. Dat wijst erop dat de borgstelling niet alleen betrekking heeft op de verplichtingen uit de overeenkomst tot revisie en vervanging van onderdelen van de drie WKK-installaties, maar ook op de verplichtingen uit de in de considerans vermelde onderhoudsovereenkomst. Daarbij rijst wel de vraag wat met ‘een onderhoudsovereenkomst’ is bedoeld. Alle drie de onderhoudsovereenkomsten, of één van de onderhoudsovereenkomsten en, zo ja, welke onderhoudsovereenkomst dan. In dit kader is van belang dat tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is gebleken dat onduidelijk is of de onderhoudsovereenkomsten voor [adres2] en [adres1] ten tijde van het sluiten van de borgstellingsovereenkomst al ondertekend waren.
Wat er van dat laatste ook zij, de tekst van de considerans en van artikel 1.1 van de overeenkomst van borgtocht biedt enige steun aan de uitleg die ECS aan de overeenkomst geeft.
4.6
De taalkundige betekenis van de in de overeenkomst gebruikte bewoordingen is bij de uitleg van een overeenkomst weliswaar van groot belang, maar is gelet op wat hiervoor is overwogen, niet doorslaggevend. In dit geval speelt ook een rol hoe de overeenkomst tot stand is gekomen. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de overeenkomst door een adviseur van ECS is opgesteld. [appellant] heeft gesteld dat de directeur van ECS, [naam3] (hierna: [naam3] ), de overeenkomst tijdens een gesprek op zijn kantoor ter ondertekening heeft voorgelegd. Volgens [appellant] is de overeenkomst niet van tevoren toegestuurd. ECS heeft dat laatste niet gemotiveerd weersproken. Zij heeft bijvoorbeeld geen afschrift in het geding gebracht van een e-mail aan [appellant] , waarbij de overeenkomst van borgtocht hem van tevoren werd toegestuurd. Het hof gaat er dan ook vanuit dat [appellant] de tekst van de overeenkomst niet had gezien voordat [naam3] in het gesprek bij [appellant] de overeenkomst aan hem (en aan [naam2] ) ter ondertekening voorlegde. [appellant] heeft, ervan uitgaande dat hij de overeenkomst heeft kunnen doorlezen voordat hij die tekende, de overeenkomst niet op een door hemzelf gekozen tijdstip kunnen lezen en bestuderen, heeft er niet over kunnen nadenken - het spreekwoordelijke ‘nachtje slapen’- en de consequenties van de overeenkomst ook niet kunnen bespreken met een adviseur.
4.7
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen het in hoge mate eens zijn over de aanleiding van het sluiten van de overeenkomst. [naam1] had ECS opdracht gegeven voor het verrichten van revisie van (een of meer van) de WKK-installaties. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden (en/of de bespreking over de revisie van de andere WKK-installaties) door ECS ontstond een liquiditeitsprobleem bij [naam1] , doordat [naam1] een verwachte betaling niet ontving. [naam1] kon daardoor de al ontvangen en nog te verwachten rekeningen van ECS niet betalen. [appellant] heeft daarop contact opgenomen met [naam3] en heeft hem het liquiditeitsprobleem voorgelegd. Partijen spraken af dat ECS haar werkzaamheden zou voortzetten en [naam1] het krediet zou verstrekken dat daarvoor nodig was. [naam1] zou aan ECS een rente van 5% over het openstaande bedrag in rekening brengen en [appellant] zou als zekerheid een borgstelling vertrekken. Zowel [appellant] als [naam3] hebben in dit verband tijdens de mondelinge behandeling het begrip ‘lening’ in de mond genomen en een parallel getrokken met een bank: [naam1] zou het probleem hebben kunnen oplossen door haar bank te vragen extra krediet te verstrekken, maar het was praktischer wanneer die ‘lening’ door ECS werd verstrekt. Partijen zijn het er ook over eens dat deze dienstverlening van ECS, het verstrekken van de ‘lening’ - in feite een leverancierskrediet -, met de overeenkomst van borgtocht werd geformaliseerd.
4.8
Gelet op de hiervoor vermelde context mocht [appellant] er vanuit gaan dat de borgstelling betrekking zou hebben op het bedrag dat met de lening gemoeid was, het bedrag dat naar verwachting open zou blijven staan nadat ECS haar werkzaamheden uit hoofde van de revisie en het herstel van de WKK-installaties zou hebben afgerond. In bijlage 1 bij de overeenkomst van borgstelling heeft ECS dat bedrag berekend. De berekening sluit op ruim € 358.000,-. In in de bijlage is aangegeven dat enkele bedragen op een raming berusten. Zo moesten de werkzaamheden aan de WKK-installatie op [adres1] bij het opstellen van de berekening nog beginnen. In dat licht bezien is het niet verwonderlijk dat in onderdeel 4 van de considerans van de overeenkomst van borgtocht is vermeld dat uit bijlage 1 het bedrag blijkt dat ‘in ieder geval’ nog betaald dient te worden. Het in artikel 1.2 vermelde maximum bedrag van € 400.000,- sluit aan bij de berekening vin bijlage 1 wanneer rekening wordt gehouden met extra werkzaamheden en met de verschuldigde rente over het verstrekte leverancierskrediet.
4.9
De context van de overeenkomst van borgtocht biedt, gezien het voorgaande, steun voor de uitleg die [appellant] aan de overeenkomst geeft, te weten dat de borgtocht beperkt is tot het bedrag dat [naam1] begin 2020 tekort kwam om ECS te betalen voor het reviseren en herstellen van de WKK-installaties. Ook de specificatie in bijlage 1 en het in artikel 1.2 genoemde maximumbedrag bieden steun voor die uitleg. Hetzelfde geldt voor de tekst van artikel 3.4, die erop neerkomt dat de borgtocht eindigt zodra [naam1] aan al haar verplichtingen uit de overeenkomst jegens ECS heeft voldaan. Zo’n bepaling is vooral zinvol wanneer die verplichtingen zijn afgebakend (zoals volgens [appellant] het geval is) en er niet steeds opnieuw verplichtingen ontstaan (zoals volgens ECS is afgesproken).
4.1
Tijdens de mondelinge behandeling is bovendien gebleken dat na het sluiten van de overeenkomst een onderscheid is gemaakt tussen facturen van ECS die betrekking hebben op de revisie en het herstel van de WKK-installaties en facturen op grond van de onderhoudsovereenkomsten. De eerstgenoemde facturen bleven vooralsnog onbetaald en over de openstaande bedragen stuurde ECS rentefacturen. De facturen op grond van de onderhoudsovereenkomsten werden door [naam1] steeds betaald. Partijen maakten in de praktijk dan ook onderscheid tussen de financiële afhandeling van de overeenkomsten tot revisie en herstel en de overeenkomsten tot het onderhoud van de WKK-installaties.
Verder staat niet ter discussie dat ECS en [naam1] ook voorafgaand aan de overeenkomsten van 2019 en 2020 al geregeld zaken met elkaar hebben gedaan en dat [appellant] nooit een borgstelling heeft afgegeven voor de verplichtingen van [naam1] jegens ECS.
Ook deze omstandigheden pleiten voor de juistheid van de stelling van [appellant] dat de borgstelling betrekking heeft op de specifieke verplichtingen van [naam1] uit de overeenkomsten tot revisie en herstel van de drie WKK-installaties, aan welke verplichtingen [naam1] in 2019 en 2020 niet volledig kon voldoen.
4.11
Uit wat tot nu toe is overwogen, volgt dat:
- de tekst van de overeenkomst enige steun geeft aan de door ECS bepleite uitleg;
- maar de context van de overeenkomst, de wijze waarop de overeenkomst is uitgevoerd en de gang van zaken voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst van borgtocht steun bieden aan de door [appellant] bepleite uitleg en dat voor deze uitleg ook aanknopingspunten te vinden zijn in de tekst van de overeenkomst (artikel 1.2, artikel 3.4 en bijlage 1);
- [appellant] bovendien niet betrokken is geweest bij de tekst van de overeenkomst - die is immers door (de adviseur van) ECS opgesteld - en praktisch gezien ook niet in de gelegenheid is geweest de tekst van de overeenkomst te bestuderen, daarover na te denken of zich daarover te laten adviseren.
4.12
Gelet op het voorgaande is voldoende aannemelijk dat [appellant] er niet op bedacht was dat ECS ook de toekomstige verplichtingen uit de onderhoudsovereenkomsten onder het bereik van de borgstelling wilde brengen en mocht ECS redelijkerwijs ook niet verwachten dat [appellant] ermee instemde dat de borgstelling ook betrekking had op die toekomstige verplichtingen uit de onderhoudsovereenkomst. Dat zou anders zijn wanneer ECS [appellant] er bij het sluiten van de overeenkomst uitdrukkelijk op zou hebben gewezen dat vanaf het aangaan van de borgstellingsovereenkomst [appellant] ook borg stond voor de nakoming van de verplichtingen uit de onderhoudsovereenkomsten betreffende de WKK-installaties. Dat ECS [appellant] daar toen op heeft gewezen, heeft ECS niet gesteld. Tijdens de mondelinge behandeling kon [naam3] zich niet herinneren op welke wijze hij de overeenkomst aan [appellant] had toegelicht en of toen is besproken dat de borgstelling ook betrekking heeft op de (al dan niet nog te sluiten) onderhoudsovereenkomsten. [appellant] heeft uitdrukkelijk ontkend dat dit toen (of op een eerder of later moment) is besproken.
4.13
De conclusie is dat niet aannemelijk is geworden dat partijen zijn overeengekomen dat de borgstelling ook betrekking heeft op (toekomstige) verplichtingen uit de onderhoudsovereenkomsten betreffende de WKK-installaties. [6]
De conclusies4.14 ECS heeft aanspraak gemaakt op betaling door [appellant] van haar door [naam1] niet betaalde facturen, die volgens haar zien op werkzaamheden ter uitvoering van de drie onderhoudsovereenkomsten betreffende de WKK-installaties. Zij heeft aan die vordering ten grondslag gelegd dat [appellant] zich borg heeft gesteld voor nakoming door [naam1] van de (toekomstige) verplichtingen van [naam1] uit die onderhoudsovereenkomsten. De stelplicht en bewijslast daarvan rusten op ECS.
4.15
Hiervoor heeft het hof overwogen dat niet aannemelijk is geworden dat de borgstelling ook betrekking heeft op de (toekomstige) verplichtingen van [naam1] uit de onderhoudsovereenkomst. ECS heeft weliswaar bewijs door getuigen aangeboden van al haar stellingen, maar zij heeft haar stellingen in het licht van wat hiervoor is overwogen onvoldoende onderbouwd, zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen. Afgezien daarvan heeft ECS haar bewijsaanbod ook onvoldoende geconcretiseerd. Onduidelijk is welke getuigen zij zou willen laten horen en wat deze zouden kunnen verklaren over de inhoud en de totstandkoming van de overeenkomst van borgtocht. Het hof gaat dan ook aan het bewijsaanbod van ECS voorbij.
4.16
Omdat de grondslag van de vordering van ECS - de overeenkomst van borgtocht - de vordering van ECS niet kan dragen, is de vordering niet toewijsbaar. Het hof zal de vordering dan ook alsnog afwijzen. Hetzelfde geldt voor de nevenvorderingen tot betaling van wettelijke rente, incassokosten [7] en beslagkosten.
4.17
Gelet hierop zal het hof het vonnis van de rechtbank voor zover gewezen in conventie vernietigen en de vorderingen van ECS alsnog afwijzen. Voor wat betreft de reconventie geldt dat [appellant] niet heeft gevorderd dat zijn reconventionele vorderingen alsnog worden toegewezen. Desgevraagd heeft zijn advocaat tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat [appellant] geen belang meer heeft bij deze vorderingen. Het hof zal ze om die reden afwijzen bij gebrek aan belang. Het hof zal dit deel van het vonnis dan ook onder verbetering van gronden bekrachtigen.
4.18
De vordering van [appellant] tot terugbetaling van wat hij aan ECS op grond van het vonnis heeft betaald is toewijsbaar. Het hof zal deze vordering daarom toewijzen. Omdat [appellant] geen wettelijke rente heeft gevorderd over het terug te betalen bedrag, kan het hof geen wettelijke rente toewijzen.
4.19
Bij deze stand van zaken is [appellant] zowel in de procedure bij het hof als bij de rechtbank in conventie grotendeels in het gelijk gesteld. Het hof zal ECS daarom veroordelen in de proceskosten van [appellant] . Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na betekening. [8]
4.2
Voor de procedure in reconventie geldt dat ECS ten onrechte ten laste van [appellant] beslagen heeft gelegd. De vorderingen betreffende de beslagen waren ten tijde van het vonnis daarom toewijsbaar. [9] Dat geldt niet voor de andere vorderingen, omdat die waren gebaseerd op het onjuiste (subsidiaire) uitgangspunt dat de overeenkomst van borgtocht ook betrekking had op toekomstige vorderingen uit de onderhoudsovereenkomsten. Om die reden zal het hof de kosten van de procedure in reconventie bij de rechtbank compenseren.
4.21
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
5.1
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van
29 november 2023, behalve de beslissing tot afwijzing van de vorderingen in reconventie die hierbij onder verbetering van gronden wordt bekrachtigd en beslist als volgt:
5.2
wijst de vorderingen van ECS alsnog af;
5.3
veroordeelt ECS tot terugbetaling aan [appellant] van € 91.612,94;
5.4
veroordeelt ECS tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] tot aan de uitspraak van de rechtbank in conventie:
€ 1.301,- aan griffierecht
€ 2.366,- aan salaris van de advocaat van [appellant] (2 procespunten x tarief IV)
en tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] in hoger beroep:
€ 798,- aan griffierecht
€ 138,97 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan ECS
€ 4.426,- aan salaris van de advocaat van [appellant] (2 procespunten x appeltarief IV);
5.5
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
5.6
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van de procedure bij de rechtbank in reconventie draagt;
5.7
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.8
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. H. de Hek, R.E. Weening en K.M. Makkinga en is door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
11 februari 2025.

Voetnoten

1.Rb Noord-Nederland 29 november 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:5456.
2.HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, NJ 1981/635.
3.HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427, NJ 2005/493 (DSM/Fox).
4.HR 19 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3178, NJ 2007/575 (Meyer Europe/Pont Meyer) en 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4909, NJ 2007/575 (Derksen/Homburg).
5.HR 10 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP2651.
6.Grief VI van [appellant] slaagt dus.
7.Grief X slaagt.
8.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.
9.Grief VIII slaagt. Bij de bespreking van de niet expliciet besproken grieven heeft [appellant] geen belang.