ECLI:NL:GHDHA:2015:256
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- S.A. Boele
- M.A.F. Tan-de Sonnaville
- A.H. de Wild
- Rechtspraak.nl
Herroeping van een eerder arrest op grond van bedrog door de wederpartij en de termijn voor het instellen van de vordering tot herroeping
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag werd behandeld, vorderden de Republiek Irak en de Central Bank of Iraq (CBI) herroeping van een eerder arrest van het hof uit 2000. Dit arrest had een vordering van de vennootschap [X] toegewezen, die Irak c.s. had gedagvaard voor een bedrag van ƒ 6.808.248,-- in verband met een contract voor de levering van kranen aan de General Establishment of Iraqi Ports (GEIP). Irak c.s. stelden dat [X] bedrog had gepleegd door hen niet op de hoogte te stellen van relevante informatie, zoals het feit dat er arbitrage was overeengekomen en dat de vordering verjaard was. De vordering tot herroeping werd ingesteld op 13 augustus 2013, maar [X] betwistte de ontvankelijkheid van deze vordering, stellende dat de termijn voor herroeping was verstreken.
Het hof beoordeelde of de vordering tot herroeping tijdig was ingesteld. Het hof oordeelde dat Irak c.s. op 8 februari 2013 al bekend waren met de feiten die ten grondslag lagen aan hun vordering tot herroeping. Hierdoor waren zij niet-ontvankelijk in hun vordering voor de gronden die betrekking hadden op het bedrog. Wat betreft de grond dat [X] had verzwegen dat de vordering verjaard was, oordeelde het hof dat [X] geen verplichting had om de rechter hierover te informeren, aangezien verjaring een verweer is dat door de gedaagde kan worden ingeroepen. Het hof wees de vordering tot herroeping af en veroordeelde Irak c.s. in de proceskosten.