In deze zaak heeft verzoeker, [X], een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters van het gerechtshof Amsterdam, waaronder mr. [B], die betrokken waren bij zijn belastingzaak. Verzoeker stelde dat mr. [B] zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrifte door valse transactiedata over te nemen van de heffingsambtenaar. Het wrakingsverzoek werd behandeld door de wrakingskamer van het gerechtshof Den Haag op 30 maart 2016. Verzoeker voerde aan dat de rechters niet onpartijdig konden zijn, omdat mr. [B] eerder had geoordeeld in een vergelijkbare zaak van verzoeker, wat volgens hem een schending van de rechterlijke onpartijdigheid betekende. De wrakingskamer oordeelde echter dat het enkele feit dat mr. [B] eerder betrokken was bij een soortgelijke zaak, niet voldoende was om aan te nemen dat hij vooringenomen was. De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid en wees het verzoek tot wraking af. De beslissing werd op 13 april 2016 genomen door de meervoudige kamer van het gerechtshof Den Haag.