In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, staat de aansprakelijkheid van Natwest Markets N.V. (de Bank) centraal in het kader van een vordering van International Strategies Group Ltd. (ISG) en Danstruplund Holdings A.S. (Danstruplund) voor schadevergoeding. De zaak is voortgekomen uit een eerdere uitspraak van de Hoge Raad, die de zaak terugverwees naar het hof na vernietiging van een eerdere uitspraak van het gerechtshof Amsterdam. ISG vordert een schadevergoeding van 14 miljoen USD op basis van onrechtmatige daad en kwalitatieve aansprakelijkheid van de Bank voor fouten van haar ondergeschikten. De rechtbank Amsterdam had eerder geoordeeld dat de vordering was verjaard, maar ISG heeft hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft de grieven van ISG beoordeeld en geconcludeerd dat de brief van de Amerikaanse advocaat van ISG uit 2003, waarin het recht op nakoming werd voorbehouden, als een stuitingshandeling kan worden aangemerkt. Dit leidde tot de conclusie dat de verjaring van de vordering tijdig was gestuit. Het hof heeft vervolgens de zorgplicht van de Bank ten opzichte van ISG en Danstruplund beoordeeld. Het hof oordeelt dat de Bank een bijzondere zorgplicht heeft tegenover haar cliënten en ook tegenover derden, zoals ISG en Danstruplund, met wie zij rekening moet houden in haar handelen. De Bank had kennis van onregelmatigheden en had ISG en Danstruplund moeten waarschuwen over de beëindiging van de bankrelatie met de Corporation of the Bankhouse Inc. (COB), die betrokken was bij de frauduleuze handelingen.
Uiteindelijk heeft het hof de Bank veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van USD 250.000,- aan ISG, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten gecompenseerd. De vordering van ISG op andere gronden werd afgewezen, en het hof heeft het eerdere vonnis van de rechtbank vernietigd.