ECLI:NL:GHDHA:2020:1714
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- B.P. de Boer
- A.S.I. van Delden
- H.P.Ch. van Dijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot opheffing van lijfsdwang in het kader van ontnemingsmaatregel
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 september 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van lijfsdwang, ingediend door de betrokkene, die in 1964 is geboren en thans gedetineerd is. De betrokkene had eerder een ontnemingsmaatregel opgelegd gekregen tot betaling van een bedrag van € 639.286,62, welke ontnemingsmaatregel op 17 mei 2016 onherroepelijk werd. De advocaat-generaal had op 8 mei 2019 een vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang ingediend, omdat er nog een openstaand bedrag was van € 639.019,02. Het hof heeft de vordering in het openbaar behandeld op verschillende data en op 27 februari 2020 toegewezen.
Op 27 mei 2020 heeft de betrokkene een verzoek tot opheffing van de lijfsdwang ingediend, met het argument dat er sprake zou zijn van betalingsonmacht. Dit verzoek werd echter door de rechtbank Rotterdam onbevoegd verklaard en teruggezonden naar het hof. Op 3 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter in kort geding de vorderingen van de betrokkene tot beëindiging van de lijfsdwang afgewezen. De betrokkene heeft vervolgens op 4 augustus 2020 opnieuw een verzoek tot opheffing ingediend, waarbij hij stelde dat de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Wet USB) sinds 1 januari 2020 in werking is getreden, waardoor lijfsdwang niet meer toegepast kan worden.
Het hof heeft beide verzoeken op 21 augustus 2020 behandeld en de betrokkene en zijn raadsman, mr. J.M. Lintz, gehoord. Het hof oordeelde dat de Wet USB geen gevolgen heeft voor de toepassing van lijfsdwang die vóór 1 januari 2020 is opgelegd. De wetgever heeft in artikel XLIVa van de Invoeringswet USB bepaald dat de regeling van artikel 577c (oud) van het Wetboek van Strafvordering van toepassing blijft op eerder opgelegde ontnemingsmaatregelen. Het hof concludeert dat er geen sprake is van betalingsonmacht, maar van betalingsonwil, en wijst daarom beide verzoeken tot opheffing van de lijfsdwang af.