Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 9 maart 2021
[verzoekster], h.o.d.n. [naam eenmanszaak],
[verweerster],
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
valsemelding heeft gedaan, dat wil zeggen dat zij opzettelijk onjuiste informatie aan de GGD heeft verstrekt, heeft [verweerster] gemotiveerd betwist. [verweerster] heeft naar eigen zeggen een melding gemaakt van de schending van de leidster-kind ratio en van het onderbrengen van kinderen bij de supermarkt van de buurman van het kinderdagverblijf. Zij heeft een filmpje overgelegd waaruit zou blijken dat de kinderen die teveel waren tijdens een inspectie van de GGD, werden opgevangen in het magazijn van de supermarkt van de buurman van [verzoekster]. Ook heeft zij gewezen op WhatsApp-correspondentie waaruit zou blijken dat [verzoekster] zich niet aan de voorgeschreven leidster-kind ratio hield. [verzoekster] heeft op haar beurt gesteld dat de kinderen inderdaad in het magazijn van de supermarkt zijn opgevangen en dat deze vorm van opvang gebruikelijk was bij een brandoefening, maar heeft nagelaten dit te onderbouwen met bijvoorbeeld het overleggen van het protocol dat gehanteerd wordt bij een brandoefening. Evenmin heeft zij lijsten overgelegd waaruit blijkt van een correcte leidster-kind ratio. Dat blijkens de rapportage van de GGD geen misstanden zijn geconstateerd op 24 juni 2020 acht het hof hier onvoldoende. De rapportage – die overigens niet in zijn geheel is overgelegd - vermeldt immers dat het om een momentopname gaat. Dat [verweerster] een
valsemelding heeft gedaan is dan ook niet komen vast te staan. [verzoekster] heeft ter zake ook geen bewijs aangeboden.
Beslissing
- bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de kantonrechter Den Haag van 27 mei 2020;
- veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [verweerster] tot op heden begroot op € 332,- aan verschotten en € 2.228,- aan salaris advocaat;