Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 22 april 2021, waarmee [werkneemster] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter Dordrecht van 28 januari 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:925);
- het arrest van dit hof van 1 juni 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 juli 2021;
- de memorie van grieven van [werkneemster] , met bijlagen;
- de memorie van antwoord van De Stichting.
3.Feitelijke achtergrond
Terugkijkend waren deze klachten al aanwezig bij ziekmelding per 09-05-2016 en zijn daarna blijven bestaan (…) Conclusie: 1e ziektedag is 09-05-2016. Er is sprake van een medische afzakker (…)”
4.Procedure bij de kantonrechter
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Bij deze bevestig ik dat ik per 31 juli 2016 voor 0,6 fte ontslag wil nemen waardoor ik voor 0,4 fte, zoals we eerder overeen zijn gekomen, inzetbaar zal blijven.”), is gelet op de tekst waarbij [werkneemster] met inachtneming van een termijn van een maand de arbeidsovereenkomst gedeeltelijk opzegt, niet voor enig misverstand vatbaar. De gewenste ontslagname was ook al eerder door [werkneemster] met de Stichting besproken. Gelet op de tekst van de brief, tegen de gang van zaken die voorafging aan de brief, mocht de Stichting op de daarin neergelegde verklaring – gericht op de door [werkneemster] gewenste beëindiging van de arbeidsovereenkomst – in beginsel redelijkerwijs afgaan.