ECLI:NL:GHDHA:2023:2315
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- P.J.J. Vonk
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- I. Reijngoud
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, waarin de waarde van een woning is vastgesteld door de Heffingsambtenaar op € 188.000. De belanghebbende, gebruiker van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, omdat hij meent dat de waarde te hoog is vastgesteld en deze op € 169.000 zou moeten liggen. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep is gegaan. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 september 2023, waarbij partijen aanwezig waren. De Heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de waarde een waardematrix overgelegd met vergelijkingsobjecten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld, en dat de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak. De rechtbank heeft de stellingen van de belanghebbende, waaronder de slechte staat van de woning en de benodigde investeringen, niet gevolgd. Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en oordeelt dat de waarde van de woning correct is vastgesteld op € 188.000, waarbij de Heffingsambtenaar zijn bewijslast heeft voldaan. De uitspraak is gedaan op 7 november 2023.