rechtbank aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken. De voor vergoeding in
aanmerking komende kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten
bestuursrecht (het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand
vast op € 759 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen
ter zitting met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank gaat
uit van een wegingsfactor van 0,5 omdat de kostenvergoeding uitsluitend wordt toegekend
vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank ziet geen aanleiding voor
een integrale proceskostenvergoeding. Het standpunt van eiser dat aan artikel 47 van het
Handvest van de grondrechten van de Europese Unie een hogere vergoeding kan worden
ontleend, vindt geen steun in het recht. Het HvJ EU heeft nergens gezegd dat in een geschil
dat wordt beheerst door het Unierecht, altijd en overal de volledige proceskosten moeten
worden vergoed. Eiser heeft ook niet gesteld dat door de proceskosten het haar onmogelijk
of uiterst moeilijk is gemaakt om een beroep te doen op het Unierecht.