In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) die aan de belanghebbende was opgelegd. De belanghebbende had een naheffingsaanslag van € 13.740 ontvangen, die door de Inspecteur was verminderd tot € 13.276 na bezwaar. De Rechtbank had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslag verder verminderd. De belanghebbende stelde dat de Inspecteur te weinig waardevermindering wegens schade had meegenomen in de berekening van de naheffingsaanslag, terwijl de Inspecteur in incidenteel hoger beroep de historische nieuwprijs van de auto betwistte. De belanghebbende had de auto, een Volvo XC90, geregistreerd voor de Amerikaanse markt, wat leidde tot discussie over de waardevermindering door schade en de invloed van USA-specificaties op de handelsinkoopwaarde. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur de juiste waardevermindering had toegepast en dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor een hogere schadevergoeding. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en veroordeelde de Inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 656,25.