ECLI:NL:GHDHA:2024:2242
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-waarde van een woning en de daarbij behorende proceskostenvergoeding. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 1.489.000, welke door de Heffingsambtenaar was vastgesteld. Na bezwaar werd de waarde verlaagd naar € 1.431.000, maar de belanghebbende ging in beroep bij de Rechtbank Den Haag, die het beroep ongegrond verklaarde en de Heffingsambtenaar in de proceskosten veroordeelde tot een bedrag van € 418,50. De belanghebbende stelde dat de rechtbank ten onrechte de schending van de toezendverplichting had gepasseerd en dat de toegewezen proceskostenvergoeding te laag was, waarbij hij een wegingsfactor van 1 eiste in plaats van de toegepaste 0,25. Het Hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de schending van de toezendverplichting niet had geleid tot benadeling van de belanghebbende, aangezien hij in beroep alsnog kennis had kunnen nemen van de relevante gegevens. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de toegepaste wegingsfactor van 0,25 terecht was, gezien het formele karakter van de schending en het beperkte belang van de zaak. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard.