ECLI:NL:GHDHA:2024:2244
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde en schending toezendverplichting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-waarde van een woning, vastgesteld door de Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van € 327.000 voor het kalenderjaar 2022. De Heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna de belanghebbende beroep aantekende bij de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank oordeelde dat de waarde niet te hoog was vastgesteld en dat de Heffingsambtenaar in de proceskosten moest worden veroordeeld. De belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat de Rechtbank ten onrechte de schending van de toezendverplichting had gepasseerd en dat de proceskostenvergoeding te laag was vastgesteld.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank. Het oordeelde dat de schending van de toezendverplichting, waarbij de Heffingsambtenaar niet tijdig de benodigde informatie had verstrekt, niet tot een nadelige positie voor de belanghebbende had geleid. De belanghebbende had in beroep alsnog kennis kunnen nemen van de gegevens en deze kunnen betwisten. Het Hof vond ook dat de Rechtbank terecht de proceskostenvergoeding had vastgesteld op basis van een wegingsfactor van 0,25, gezien de eenvoud van de zaak. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd.