Uitspraak
GERECHTSHOF [vestigingsplaats]
[Vof],
1.De zaak in het kort
2.Het verdere procesverloop in hoger beroep
- de memorie van grieven tevens houdende incidentele vordering, met producties 1 tot en met 25;
- de memorie van antwoord in incident met één bijlage;
- het arrest van dit hof van 23 mei 2023 waarin het hof de incidentele vordering van [Vof] tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis heeft afgewezen;
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel van [geïntimeerde] , met één bijlage;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel van [Vof] , met producties 26 tot en met 33;
- een op 5 november 2024 ingekomen akte uitlaten producties van [geïntimeerde] , met twee bijlagen;
- een op 22 november 2024 ingekomen akte uitlating producties van [Vof] met zes bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de kantonrechter
- I) [Vof] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot het toezenden aan [geïntimeerde] van de overeenkomst(en) met [naam 3] aangaande de provisie aan [Vof] , de schikkingsovereenkomst aangaande het aan [naam 3] toekomende letselbedrag, alsmede de bankoverschrijving(en) aangaande de provisie;
- II) [Vof] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van € 26.450,--, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 januari 2020 of een door de kantonrechter te bepalen datum,
- III) met veroordeling van [Vof] c.s. in de proceskosten.
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
[naam 3] heeft overeenkomst met G en P. Met jou wordt gedeeld.” alsmede uit het proces-verbaal van aangifte van 24 september 2021 waarin [Vof] heeft verklaard: “
(…) De provisie zou [geïntimeerde] dan innen. Er was met [geïntimeerde] afgesproken dat hij 50% van de Provisie mocht houden aangezien hij de cliënten had aangebracht.”Voor zover [Vof] een andere uitleg verdedigt wordt deze verworpen, in het bijzonder ook haar stelling dat [geïntimeerde] als zelfstandige met eigen commissieafspraken met [naam 3] contracteerde. Voor deze uitleg is verder niet relevant welke werkzaamheden [geïntimeerde] voor [Vof] heeft verricht en in welke hoedanigheid (stagiair of werknemer).
“(…) na aftrek van btw, zijnde 21%, en de overige belastingen, zijnde 16%, totaal zijnde 37% (…)”. Omdat het (naar het oordeel van het hof) gaat om omzet van [Vof] (door haar bedrijf behaald uit de overeenkomst met [naam 3] ), zal [Vof] , en niet (ook) [geïntimeerde] , omzetbelasting moeten afdragen. Dat met de overige belastingen ad 16% iets anders wordt bedoeld dan inkomstenbelasting heeft [Vof] niet aannemelijk gemaakt; zij vordert in reconventie ook alleen de 21% btw. Het hof gaat er met [geïntimeerde] van uit dat [geïntimeerde] voor dit deel van de belastingen zelf verantwoordelijk is. Dit leidt ertoe dat de aanspraak van [geïntimeerde] , behoudens eventueel al door hem ontvangen bedragen, moet worden verminderd met 21%.
4.025,--
“(…) Daarna heb ik [geïntimeerde] op 30 november 2018 in zijn kantoor ontmoet. Daarbij heb ik over het bedrag van € 11.500,- een percentage van 23% een bedrag van € 2.645,- aan [geïntimeerde] gegeven. Volgens dhr. [geïntimeerde] moest dat bedrag direct betaald worden. Omdat ik bij mij alleen 100-euro’s had en [geïntimeerde] geen wisselgeld bij zich had, heb ik € 45,- naar hem overgemaakt. Hierbij stuur ik u de overboeking van € 45,- toe. Dhr. [geïntimeerde] heeft in mijn telefoon zijn bankgegevens ingevoerd, waarna ik geld heb overgemaakt. Dhr. [geïntimeerde] heeft daarna op de kwitantie bedrag van € 2.640,- aangepast naar een bedrag van € 2.645,- en heeft kwitantie naast mijn ex-vrouw ondertekend (…)”