Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 31 oktober 2023, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 2 augustus 2023;
- de memorie van grieven van [appellant] ;
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel tevens wijziging van eis van de Gemeente, met bijlagen;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel van [appellant] ;
- bijlage 24 die de Gemeente heeft overgelegd ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling;
- de hierna onder 2.2 genoemde pleitaantekeningen van mr. Groeneveld.
3.Feitelijke achtergrond
- de huidige gezondheidstoestand van de boom;
- is de boom te behouden met de sloop van de aanwezige panden/muren of wanneer er op dezelfde plaats bijvoorbeeld nieuwbouw wordt geplaatst?
- hoe is de wortelgesteldheid van de boom?
- wat is de grondwaterstand, en in hoeverre wordt dit geraakt door het bouwvoornemen?
- welke afstand moet (eventueel met aanvullende maatregelen) in acht worden genomen om de nieuwbouw te kunnen realiseren?
- welke maatregelen zijn noodzakelijk voor en tijdens de bouwwerkzaamheden om schade aan de boom te voorkomen?
- wordt bij deze bebouwing bronnering toegepast, en zo ja in welke periode?
- wat is de toekomstwaarde van de te behouden boom?
- waardebepaling bomen conform methode NVTB 2005;
- welke kosten gaan gepaard met de voorgestelde beschermende maatregelen?
4.Procedure bij de rechtbank
Vordering van [appellant] in conventie
- i) een verklaring voor recht dat de gemeente jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld door het niet tijdig bekendmaken van de van rechtswege verleende vergunning, althans - indien de uitgebreide procedure van toepassing was - het niet tijdig beslissen op de aanvraag;
- ii) een verklaring voor recht dat de schade, voor zover bestaande uit vertragingsschade, moet worden berekend over de periode van 1 oktober 2016 tot 1 augustus 2018, dan wel dat de rechtbank, als zij deze periode niet juist acht, zelf de periode bepaalt waarover de vertragingsschade moet worden berekend en daarvoor een verklaring voor recht afgeeft.
Primairlegt hij daaraan ten grondslag dat de Gemeente de van rechtswege verleende vergunning niet tijdig heeft gepubliceerd. Hierdoor kon [appellant] pas rond augustus 2018 met de werkzaamheden beginnen in plaats van 1 oktober 2016.
Subsidiair, voor het geval de uitgebreide voorbereidingsprocedure op de vergunningaanvraag van toepassing was, heeft de Gemeente onrechtmatig gehandeld omdat zij niet tijdig heeft beslist op de aanvraag. [appellant] heeft als gevolg van de vertraging schade geleden vanwege de sterke stijging van de bouwkosten en omdat de bouwwerkzaamheden alleen nog in regie konden worden uitgevoerd en niet tegen een vaste aanneemsom.
5.Vorderingen in hoger beroep
Principaal hoger beroep van [appellant]
6.Beoordeling in hoger beroep
Onrechtmatig handelen door niet tijdig bekend maken vergunning?
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, indien de activiteit betrekking heeft op:
griffierecht € 783,-
salaris advocaat € 3.642,- (3 punten × tarief II)
nakosten € 178,- (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)Totaal € 4.603,-
7.Beslissing
- vernietigt het vonnis van de rechtbank van 2 augustus 2023
- en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- wijst de vorderingen van [appellant] af;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure bij de rechtbank in conventie, aan de zijde van de Gemeente begroot op € 2.162,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellant] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft betaald;
- bekrachtigt het vonnis voor het overige;
- wijst af wat [appellant] in hoger beroep meer of anders heeft gevorderd;
- veroordeelt [appellant] tot terugbetaling van het bedrag van € 2.060,89 dat de Gemeente op basis van het vonnis van de rechtbank aan hem heeft betaald uit hoofde van de proceskosten in conventie, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling, te weten 10 oktober 2023, tot en met de datum van terugbetaling;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in principaal en in incidenteel hoger beroep, aan de zijde van de Gemeente begroot op € 4.603,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellant] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft betaald;
- bepaalt dat als [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellant] deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft betaald;
- wijst af wat de Gemeente in hoger beroep meer of anders heeft gevorderd;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.