In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) van € 4.080, opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had eerder bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, maar dit werd afgewezen. De Rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Belanghebbende had een aangifte bpm ingediend voor de registratie van een Volkswagen T-Roc, waarbij een taxatierapport was overgelegd. De Inspecteur stelde echter dat het taxatierapport gebrekkig was en dat de naheffingsaanslag te laag was vastgesteld. In hoger beroep werd de vraag of de taxatiemethode mocht worden toegepast en of de schade volledig in aftrek moest komen, opnieuw aan de orde gesteld. Het Hof oordeelde dat de naheffingsaanslag niet te hoog was vastgesteld en dat de bewijslast voor de waardevermindering bij belanghebbende lag. Uiteindelijk werd de naheffingsaanslag verminderd tot € 3.833, en werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.