ECLI:NL:GHDHA:2025:1994
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- C. Maas
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- R.A. Bosman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over WOZ-waarde van sociale huurwoning en procesbelang van huurder
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een huurder van een sociale huurwoning tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, die het beroep van de huurder tegen de WOZ-beschikking ongegrond verklaarde. De Heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning vastgesteld op € 180.000, waartegen de huurder bezwaar maakte. De Rechtbank oordeelde dat de huurder geen procesbelang had, omdat een verlaging van de WOZ-waarde geen direct financieel gevolg voor haar zou hebben. De huurder stelde dat de WOZ-waarde invloed heeft op haar huurprijs, maar het Hof concludeerde dat de huurder niet in een gunstiger positie kan komen door een wijziging van de WOZ-waarde. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan op 23 september 2025 door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Den Haag, bestaande uit drie rechters. De zaak benadrukt het belang van het relativiteitsvereiste in bestuursrechtelijke procedures, waarbij de vraag centraal staat of de betrokken rechtsregel bescherming biedt aan de belanghebbende.