8.3.De waarde van een onroerende zaak moet in beginsel ieder jaar opnieuw worden vastgesteld. [4] Het is vaste rechtspraak dat bij de beoordeling van die waardering geen rekening moet worden gehouden met het verschil tussen de vastgestelde waarde en de eerdere WOZ-waarden.[5] Het betoog van eiser dat de vastgestelde waarde in het licht van de marktontwikkelingen te zeer afwijkt van de eerdere WOZ-waarden, kan daarom niet slagen.
Heeft de heffingsambtenaar het motiveringsbeginsel geschonden?
9. Eiser stelt dat de heffingsambtenaar het motiveringsbeginsel heeft geschonden. De uitspraak op bezwaar is in belangrijke mate gestandaardiseerd en niet voldoende toegespitst op de woning van eiser. Er is niet ingegaan op alle ingebrachte bezwaren. Van de bevindingen van de taxateur is niets terug te lezen. Eiser stelt dat hem hiermee een wezenlijke mogelijkheid is ontnomen om zijn zaak in bezwaar beoordeeld te krijgen.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar het motiveringsbeginsel niet geschonden. In de uitspraak op bezwaar staat, weliswaar summier, weergegeven welke stellingen eiser in bezwaar heeft aangevoerd en wat de heffingsambtenaar hierover heeft geoordeeld. De uitspraak op bezwaar is verder onderbouwd met een taxatieverslag. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de heffingsambtenaar het vertrouwensbeginsel geschonden?
11. Eiser betoogt dat de heffingsambtenaar de afspraak die is gemaakt tijdens de zitting bij het gerechtshof Den Haag op 7 september 2022 niet is nagekomen. De heffingsambtenaar zou hebben toegezegd de door het gerechtshof bepaalde waarde als uitgangspunt te nemen voor de volgende jaren. De rechtbank vat dit betoog op als een beroep op het vertrouwensbeginsel.
12. In het proces-verbaal van de genoemde zitting is het volgende opgenomen:
- Mijn gedachte zou zijn dat het Hof uitspraak doet en dat de waarde die hieruit volgt wordt aangenomen. Dan spreken we af hoe dat bedrag voor ieder jaar, gelet op de stijging van de markt, in redelijke mate wordt verhoogd. Ik zeg niet dat de waarde voor alle jaren € 700.000 moet zijn. Ik heb dit ook niet in mijn beroepschrift gezegd. Dat is wat mij betreft een oplossing.
- Dat vind ik goed. Als het Hof een waarde vaststelt, kan deze waarde als leidende waarde worden gehanteerd. De indexatie en de ontwikkeling van de prijzen op de markt kunnen dan een onderwerp van gesprek zijn tussen belanghebbende en de taxateur.
- De voorzitter geeft aan dat dit te vaag is. Ik ga in op hetgeen door belanghebbende wordt gezegd en verklaar dat ik hiertoe bereid ben. Wat belanghebbende zegt: het hoeft niet ieder jaar € 700.000 te zijn. Het indexeringscijfer is dan een bespreekpunt voor de latere jaren, zodat toekomstige procedures kunnen worden voorkomen.
- Het probleem is dat de waarde elk jaar onafhankelijk van de voorgaande jaren wordt vastgesteld. Ik werk met vierkantemeterprijzen en deze moeten op de woningen worden toegepast. De VLOK-factoren drukken de waarde. Ik moet afwegen of ik met dit voorstel mee kan gaan, want het gaat ook om de huurpanden.
- U vraagt mij of een pragmatische oplossing kan worden gevonden voor de lopende procedures, waarbij de uitspraak van het Hof op een of andere manier als leidraad kan worden gebruikt en houdt mij voor dat hoe dit exact geschiedt aan mij en belanghebbende is.
- Er loopt nog een bezwaar voor het jaar 2021 en een beroep voor het jaar 2022. Het beroep voor het jaar 2022 heb ik zien liggen. Laten we afspreken dat als we een uitspraak van het Hof krijgen, we ook naar deze jaren zullen kijken.
- Er ligt ook een beroep voor het jaar 2021. Ik dacht dat dit was ingediend en zal het nakijken. Wat mij betreft is het prima. Ik ben benieuwd naar de uitspraak.
- Desgevraagd merk ik op dat ik contact met belanghebbende zal opnemen. Dan zal ik ook uitleg geven over de gehanteerde handelwijze.
- Desgevraagd merk ik op dat dit goed is.”
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar het vertrouwensbeginsel niet geschonden. Uit het proces-verbaal van de zitting volgt niet dat de heffingsambtenaar heeft toegezegd de door het gerechtshof vastgestelde waarde als uitgangspunt te nemen voor volgende jaren. Die mogelijkheid is weliswaar aan bod gekomen tijdens de zitting, maar uiteindelijk heeft de heffingsambtenaar slechts toegezegd de latere jaren te bespreken naar aanleiding van het arrest van het gerechtshof. Omdat de heffingsambtenaar niets heeft toegezegd over de wijze waarop hij gebruik zou maken van zijn bevoegdheid de waarde van de woning per de waardepeildatum 1 januari 2021 vast te stellen, kan het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel in deze procedure niet slagen.