ECLI:NL:GHDHA:2025:2383

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
14 november 2025
Zaaknummer
200.334.887/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgplicht en onrechtmatig handelen in projectmanagement bij bouwproject distributiecentrum

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van FLE c.s. tegen Triple Group Logistics B.V. over de uitvoering van een overeenkomst van opdracht voor de bouw van een distributiecentrum. FLE c.s. verwijten Triple dat zij tekort is geschoten in haar zorgplicht en onrechtmatig heeft gehandeld door onvolledige gegevens te verstrekken bij de aanvraag van een omgevingsvergunning. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen sprake was van een schending van de zorgplicht, maar FLE c.s. zijn in hoger beroep gegaan. Het hof heeft de grieven van FLE c.s. in het incidenteel hoger beroep gegrond verklaard en het vonnis van de rechtbank vernietigd. Het hof oordeelt dat Triple niet heeft voldaan aan haar zorgplicht jegens FLE c.s. en dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. De vorderingen van FLE c.s. worden afgewezen, en zij worden hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld. Het hof concludeert dat de tekortkomingen van Triple niet hebben geleid tot een toewijsbare schadevergoeding voor FLE c.s.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.334.887/01
Zaak-/rolnr. rechtbank : C/09/632478 / HA ZA 22/602
Arrest van 18 november 2025
in de zaak van

1.[appellant 1] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] (gemeente [gemeente] ) en
2. FREIGHT LINE EUROPE B.V.,
gevestigd te Maasdijk (gemeente Westland),
appellanten in principaal hoger beroep, tevens geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
hierna tezamen aan te duiden als FLE c.s. en ieder afzonderlijk als respectievelijk [appellant 1] en FLE,
advocaat: mr. P. Quist te Naaldwijk,
tegen
TRIPLE GROUP LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Maasdijk (gemeente Westland),
geïntimeerde in principaal hoger beroep, tevens appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als Triple,
advocaat: mr. J.M.H.W. Bindels te Arnhem,
op het bij dagvaarding van 7 november 2023 en anticipatiedagvaarding van 13 november 2023 ingeleide hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag, team Handel, van 9 augustus 2023, gewezen tussen FLE c.s. als eiseressen en Triple en [naam 1] als gedaagden.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg wordt verwezen naar het vonnis van 9 augustus 2023 en het daaraan voorafgegane tussenvonnis van 18 januari 2023 (waarbij een verschijning van partijen werd bevolen).

2.2. Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van FLE c.s. van 7 november 2023 (met een productie);
  • de anticipatiedagvaarding van Triple (met een productie);
  • de memorie van grieven (met producties);
  • de memorie van antwoord tevens grieven in incidenteel appel (met producties);
  • de memorie van antwoord in incidenteel appel (met een productie);
  • de akte uitlating productie van Triple van 6 augustus 2024;
  • de antwoordakte van 16 september 2024 van FLE c.s..
2.2.
Het hof heeft hierna een datum voor arrest bepaald en doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

in het principaal en het incidenteel hoger beroep
de feiten
3.1.1. De rechtbank heeft in het vonnis van 9 augustus 2023 onder 3. opgesomd van welke feiten zij bij de beoordeling is uitgegaan. Die feiten zijn door geen van partijen ter discussie gesteld, zodat het hof van diezelfde feiten zal uitgaan. Het hof zal hierna een korte samenvatting van de relevante feiten geven en nog enkele andere feiten toevoegen die tussen partijen niet in geschil zijn.
3.1.2. Het gaat in deze zaak om het volgende:
FLE is een transportbedrijf, dat groente, fruit, bloemen en planten vervoert van en naar het Verenigd Koninkrijk. FLE huurt haar distributiecentrum van haar zustervennootschap [appellant 1] .
FLE was eerder gevestigd in De Lier. Zij is van die locatie verhuisd naar een perceel in het [park] [locatie] in [plaats] (gemeente [gemeente] ). Het gaat hier om een perceel ( [kavel] ) dat door [appellant 1] op 31 mei 2018 is gekocht van [commanditaire vennootschap] (verder: [commanditaire vennootschap] ) om daar een nieuw distributiecentrum voor FLE te realiseren.
FLE c.s. hebben zich bij de totstandkoming van deze koopovereenkomst en de voorbereiding van de start van het bouwproject laten bijstaan door verschillende professionele partijen, onder meer op juridisch en architectonisch gebied. Zij hebben aanvankelijk [naam 2] B.V. (hierna: [naam 2] ) opdracht gegeven het bouwproject van start tot oplevering te begeleiden. De architect van de bouwplannen was de heer [architect] architecten en ingenieurs (verder: de architect c.q. het architectenbureau).
Triple is een bedrijf dat zich onder meer bezighoudt met projectmanagement. FLE heeft zich in april 2018 gewend tot Triple met het verzoek om, in aanvulling op [naam 2] , ondersteuning te geven bij de bouw van het nieuwe distributiecentrum, in het bijzonder op het gebied van infra- en civiele werkzaamheden en voor het voeren van overleg met de gemeente en andere instanties (prod. 5 cva, opdrachtbevestiging 4 mei 2018). Triple is haar werkzaamheden in mei 2018 gestart.
In juni 2018 heeft FLE de wens te kennen gegeven dat zij graag het gehele projectmanagement in handen van Triple zag. Een en ander heeft geleid tot een opdracht daartoe van [appellant 1] aan Triple (prod. 6 inl. dagv, opdrachtbevestiging d.d. 5 juli 2018). De opdracht aan [naam 2] is met ingang van 28 juni 2018 beëindigd.
In de opdrachtbevestiging van 5 juli 2018 is als rol van Triple omschreven:
‘In het project van start tot realisatie vervult Triple Group de rol van intermediair tussen opdrachtgever en betrokken partijen en autoriteiten. Triple Group heeft de functionaliteiten van project management, logistieke expertise, analyses, inkoop en bouwbegeleiding onder eigen dak. Triple Group zal structuur aanbrengen en als projectverantwoordelijke de plannen operationeel, logistiek, planning technisch en financieel begeleiden en helder rapporteren.’In de opdrachtbevestiging zijn de voorwaarden van de DNR 2011 van toepassing verklaard .
Bij e-mail van vrijdag 1 juni 2018 (prod. 7 inl. dagv.) heeft Triple aan FLE en aan het architectenbureau opmerkingen van de stedenbouwkundige en de verkeersdeskundige van de gemeente doen toekomen naar aanleiding van het ontwerp voor het nieuwe bedrijfsgebouw. Triple stelde voor deze en de te geven antwoorden en te nemen acties de eerstkomende maandag verder te bespreken.
Bij e-mail van 4 juni 2018 (prod. 8 inl. dagv.) heeft FLE in reactie op voormelde e-mail aan de architect en Triple enkele opmerkingen van de zijde van FLE doen toekomen. In de e-mail merkt FLE onder meer op: ‘
Ik weet vanuit de praktijk in het verleden hoeveel ellende je als bedrijf kunt krijgen als buren klagen over geluidsoverlast. Dit zal echt heel goed moeten worden afgekaart om onze processen 24/7 uit te kunnen blijven voeren en niet het risico te lopen in onze werkzaamheden en groei te worden belemmerd. (…) Voor het nieuwe pand zijn er plannen om onze activiteiten te gaan uitbreiden die deze tijden mogelijk zelfs gaan doen verruimen. (…). Het is dus van groot belang dat we ons bij toekomstige kwesties hierin op de toestemming van de gemeente kunnen beroepen.’
Bij e-mail van 5 juni 2018 (prod. 8 cva) heeft de architect in de e-mailcorrespondentie betreffende de opmerkingen van de stedenbouwkundige en de verkeersdeskundige van de gemeente nog toegevoegd:
‘(..) Wanneer jullie nu al weten dat er buiten de reguliere tijden gewerkt moet worden, is het aannemelijk dat niet binnen het activiteitenbesluit geopereerd kan worden. Dan zal aanvullend (geluid en verkeersbewegingen) onderzoek gedaan moeten worden (..)’
Triple heeft vervolgens een akoestisch onderzoek voor FLE laten uitvoeren door DGMR. DGMR is voor haar berekeningen uitgegaan van een Representatieve Bedrijfssituatie (RBS), zijnde ‘die situatie waarbij de voor de geluidproductie relevante omstandigheden kenmerkend zijn voor een bedrijfsvoering bij volledige capaciteit in de te beschouwen etmaalperiode’. Bij e-mail van 5 juli 2018 aan Triple (prod. 9 inl. dagv.) heeft DGMR de daarvoor relevante gegevens betreffende de bedrijfsvoering van FLE gevraagd. In die e-mail heeft DGMR in verband met de RBS toegelicht:
‘Uitgaande van de werkzaamheden op het bedrijventerrein van [FLE] willen wij uitgaan van de drukste maand van het jaar. Voor de RBS vragen wij u om onderstaande tabel in te vullen. In deze tabel komen de meest voorkomende bronnen te staan (denk bijvoorbeeld aan stilstaande vrachtwagens die nog aan het koelen zijn, heftrucks die rondrijden op het terrein e.d.). (...) Daarnaast is het mogelijk dat er bepaalde activiteiten, bronnen niet aangegeven zijn zoals een luchtbehandelingskast of koeling van het kantoor of andere specifieke werkzaamheden. Wilt u dit soort bronnen ook specificeren?’
Triple heeft de e-mail van DGMR doorgestuurd naar FLE met het verzoek de gevraagde gegevens aan te leveren. Zij heeft daarbij de volgende opmerking gemaakt:
‘Ps. Neem als uitgangspunt de huidige situatie!’
FLE heeft bij e-mail van 9 juli 2018 (prod. 10 inl. dagv.) aan Triple de gevraagde gegevens verstrekt. Zij heeft daarbij opgemerkt:
‘Onderstaand de transportbewegingen die wij op dit moment hebben. Het is uiteraard nog inschatten wat de bewegingen zullen gaan worden, aangezien we elk jaar verwachten te zullen groeien. Ik zou willen inzetten gedurende een periode van 5 jaar gefaseerd naar een stijging van 50% aan bewegingen te gaan.’
Bij e-mail van 18 juli 2018 (prod. 9 cva) heeft DGMR aan Triple gemaild:
‘Op basis van de door jullie aangeleverde representatieve bedrijfssituatie van [FLE] hebben wij het akoestische rekenmodel gemaakt. Dit model is vervolgens doorgerekend en getoetst aan de randvoorwaarden zoals die voor [kavel] op [locatie] van toepassing zijn.De randvoorwaarden voor geluid zijn voor zowel jullie als ons een vast gegeven. (...)Wij constateren dan ook een overschrijding van ongeveer 3 dB in de avondperiode en 1 dB in de nachtperiode.Onze ervaringen met de Omgevingsdienst Haaglanden is, dat men dit niet zal accepteren. Er zijn 2 oplossingsrichtingen:1. Met behoud van het totale aantal vrachtwagens per etmaal wordt het aantal in de avondperiode van 15 naar 7 stuks teruggebracht en in de nachtperiode van 5 naar 4 stuks. In de dagperiode is (vanwege de genoemde marge van 2 dB) nog ruimte om het aantal van 50 naar 59 stuks te verhogen.2. Geluid reducerende maatregelen toepassen (...).Ons verzoek is om bovenstaande met [FLE] te bespreken. (…)’
Triple heeft de e-mail van DGMR op 18 juli 2018 (prod. 11 inl. dagv.) aan FLE doorgestuurd met de volgende toelichting:
‘Graag even aandacht voor onderstaande mail van DGMR inzake geluid. Na berekeningen gemaakt te hebben op basis van de FLE input, is er een overschrijding van DB in de avond en de nacht. Als DGMR deze aantallen aanpast dan blijven we onder de norm.Voorstel:Dag verhogen van 50 naar 59Avond verlagen van 15 naar 7Nacht verlagen van 5 naar 4Ik ben van mening dat we dit moeten doen om zodoende de vergunning te verkrijgen.’Bij e-mail van dezelfde datum heeft Triple FLE laten weten dat zij de aangepaste getallen aan DGMR had doorgegeven (prod. 25 Triple).
Op 28 september 2018 heeft DGMR op basis van de aangepaste gegevens een rapport van het akoestisch onderzoek opgeleverd. Dit rapport (prod. 12 inl. dagv.) is gevoegd bij de aanvraag van de omgevingsvergunning. DGMR is in dit rapport tot de volgende conclusie gekomen:
‘[FLE] gaat zich vestigen op het nieuwe industrieterrein [locatie] Fase 2 in [plaats] . Voor de vestiging van het bedrijf op de beoogde locatie is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. [FLE] dient aan te tonen dat zij past binnen de voor [kavel] gereserveerde geluidsruimte. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau voor alle toetspunten voldoet aan de geluidsruimte zoals deze voor [kavel] is toegekend in de geluidsruimteregeling van industrieterrein [locatie] (fase 2). Daardoor kan het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van het bedrijf FLE als aanvaardbaar worden beschouwd. Tevens zijn de maximale geluidsniveaus berekend. Uit de resultaten blijkt dat de waarde voor de maximale geluidsniveaus in de dag- en avondperiode voor geen van de woningen wordt overschreden. Voor de nachtperiode wordt eveneens voldaan indien de eerste drie dockshelters aan de noordzijde niet in de nachtperiode worden gebruikt.’
De gemeente [gemeente] heeft mede op basis van het rapport van DGMR op 1 november 2018 een omgevingsvergunning verleend (prod. 10 cva).
Na ingebruikname van het distributiecentrum is in 2020 na klachten van omwonenden gebleken dat FLE de geluidsnormen overschreed die passen bij de milieuklasse van het perceel. De gemeente [gemeente] heeft geconstateerd dat de bedrijfsactiviteiten van FLE anders zijn en meer geluid maken dan was opgegeven bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het distributiecentrum. Op basis van de werkelijke bedrijfsactiviteiten zou de gemeente geen omgevingsvergunning aan FLE hebben gegeven voor het nieuwe distributiecentrum. Verder heeft de gemeente van omwonenden verzoeken tot handhaving ontvangen wegens overschrijding van de grenswaarden van de reclameverlichting op de gevel van het pand van FLE en over op het parkeerdek aanwezige lichtmasten die op de bouwtekeningen niet waren opgenomen.
Bij aangetekende brief van 14 augustus 2020 heeft de gemeente [gemeente] aan FLE aangezegd handhavend te zullen optreden en voornemens te zijn aan haar een viertal lasten onder dwangsom op te leggen ten aanzien van de reclameverlichting en de lichtmasten en overschrijdingen van de geluidsnormen (prod. 17 inl. dagv.). Bij aangetekende brief van 4 december 2020 (prod. 18 inl. dagv.) heeft de gemeente vervolgens de last tot verwijdering van de lichtmasten op het parkeerdek en de lasten ten aanzien van de geluidsoverschrijdingen opgelegd.
Bij aangetekende brieven van 6 en 22 juli 2021 (prod. 22 inl. dagv.) heeft de gemeente aan FLE het voornemen kenbaar gemaakt om tot invordering over te gaan van verbeurde dwangsommen van in totaal respectievelijk € 6.000,- en € 10.000,- wegens het niet voldaan zijn aan de opgelegde lasten (5x € 2.000,- voor overtredingen van de last onder 2 en 1x € 5.000,- voor de last onder 3). Deze zijn uiteindelijk gematigd tot een bedrag van € 7.500,-.
De advocaat van [appellant 1] heeft, mede namens FLE, Triple bij aangetekende brief van 27 augustus 2020 (prod. 23 inl. dagv.) ernstig tekortschieten in de nakoming van de overeenkomst tussen [appellant 1] en haar verweten en haar aansprakelijk gesteld voor de dientengevolge geleden en nog te lijden schade. In de brief wordt Triple onder meer verweten:
‘U diende mijn cliënte correct en juist te informeren. Cliënte had mogen verwachten dat haar activiteiten en het gebouw voldeed aan het bestemmingsplan en dat de ingediende aanvraag volledig zou zijn en dat het gebouw eenvoudigweg voldoet aan het programma van eisen en alle wettelijke vereisten terzake. (…) Mijn cliënte lijdt hierdoor ernstige schade. Nu de geluidswaarden kennelijk worden overschreden, dient mijn cliënte bij handhaving de bedrijfsvoering (deels) stil te leggen althans zal zij hoge boetes verbeuren. Dat geldt uiteraard ook voor de overige overtredingen die de gemeente heeft geconstateerd. Voorts lijdt zij schade doordat het gebouw niet voldoet.’
Bij aangetekende brief van 28 oktober 2021 hebben [appellant 1] en FLE tevens (prod. 30 inl. dagv.) de in eerste aanleg mede gedaagde [naam 1] persoonlijk voor de geleden en nog te lijden schade aansprakelijk gesteld.
Op 25 februari 2022 heeft de architect namens [appellant 1] een omgevingsvergunning voor de verlichting op het parkeerdek aangevraagd (prod. 11 cva). Bij email van 28 februari 2023 heeft de gemeente [gemeente] aan de architect en aan FLE laten weten dat voor de lichtmasten op het parkeerdek een omgevingsvergunning zou worden verleend (prod.27 mva principaal hoger beroep).
de vorderingen in eerste aanleg en het oordeel van de rechtbank
3.2.1. FLE c.s. hebben in eerste aanleg zowel Triple als [naam 1] in rechte betrokken. De tegen [naam 1] ingestelde vorderingen zijn in eerste aanleg afgewezen. Tegen die beslissing is geen hoger beroep ingesteld. Die vorderingen zijn in hoger beroep niet meer aan de orde en zullen in het navolgende verder buiten beschouwing worden gelaten.
3.2.2. FLE c.s. hebben tegen Triple gevorderd, kort samengevat:
verklaring voor recht dat Triple jegens FLE c.s. toerekenbaar tekort is geschoten dan wel onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld;
veroordeling van Triple tot betaling van de door [appellant 1] en FLE geleden schade, met wettelijke rente, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
veroordeling van Triple tot betaling van een voorschot van € 397.647,41 op de verschuldigde schadevergoeding;
verklaring voor recht dat het exoneratiebeding in de door Triple van toepassing verklaarde algemene voorwaarden nietig is;
verklaring voor recht dat de algemene voorwaarden zijn vernietigd, subsidiair vordering deze te vernietigen;
dit alles met hoofdelijke veroordeling van Triple in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.3. FLE c.s. hebben aan deze vorderingen ten grondslag gelegd dat Triple ernstig tekort is geschoten in de uitvoering van de tussen [appellant 1] en haar gesloten overeenkomst van opdracht tot begeleiding van het voor FLE te realiseren bouwproject. De tekortkoming is er volgens FLE c.s. met name in gelegen dat Triple voor het bouwproject een omgevingsvergunning heeft aangevraagd en verkregen op basis van RBS gegevens waarvan zij wist dat deze, zonder het treffen van aanvullende maatregelen, ontoereikend zou zijn voor de door FLE beoogde toekomstige (groei van) werkzaamheden. FLE c.s. verwijten Triple verder onder meer dat voor de lichtmasten op het parkeerdek geen vergunning was aangevraagd.
3.2.4. Als schadeposten noemen FLE c.s.:
  • kosten voor het treffen van maatregelen om de gewenste bedrijfsactiviteiten alsnog binnen de normen te kunnen uitoefenen (in elk geval € 450.000,-);
  • winstverlies doordat een deel van het bedrijfspand niet zal kunnen worden gebruikt;
  • kosten van het plaatsen van een hekwerk rond het bedrijfspand (om het zonder toestemming ’s nachts parkeren van geluid producerende vrachtauto’s van derden te voorkomen, € 46.231,90);
  • plaatsing van borden ter voorkoming van geluidsoverlast (€ 888,-);
  • een bedrag van € 7.500,- aan verbeurde dwangsommen,
  • juridische kosten voor het voeren van verweer in de bestuursrechtelijke procedures en het pogen om met Triple tot een oplossing te komen (tot en met maart 2022 € 215.114,59);
  • € 513,53 verwijderingskosten lichtmasten;
  • € 15.875,91 wegens nodeloze aanschaf van de lichtmasten;
  • € 6.606,70 aan door de gemeente gevorderde leges;
  • Kosten aanpassen van het reeds opgestelde Masterplan brandveiligheid ten bedrage van € 7.979,80;
  • een onnodig gedane investering van € 52.500,- (€ 2.100,- per trailer voor 25 trailers) voor extra stille koelmotoren waarvan de geluidsbeperking niet relevant bleek en die bij het vigerende bestemmingsplan in de dockshelters niet bleken te mogen worden gebruikt;
  • een eveneens onnodige investering van € 44.936,98 aan elektrische aansluitingen voor de desbetreffende docks.
FLE c.s. hebben deze concreet genoemde kosten betrokken in het door hen gevorderde voorschot.
3.2.5. Triple heeft de vorderingen gemotiveerd betwist. Zij betwist dat sprake is geweest van enige tekortkoming van haar jegens [appellant 1] en/of enig onrechtmatig handelen jegens FLE. Triple betwist voorts de gestelde schade en het gestelde causaal verband tussen de gestelde schade en de gestelde tekortkoming/ het gestelde onrechtmatig handelen. Voor zover al sprake zou zijn van enige tekortkoming dan wel onrechtmatig handelen heeft Triple verder een beroep gedaan op de artikelen 14 (lid 1 en 2) en 15 van de op overeenkomst van opdracht van toepassing zijnde DNR 2011 voorwaarden, waarin de aansprakelijkheid van de opdrachtnemer voor schade wordt beperkt tot directe schade en daaraan een maximum wordt verbonden.
3.3.1. De rechtbank heeft bij vonnis van 9 augustus 2023, voor zover gewezen tussen FLE c.s. en Triple:
vordering 1 in zoverre toegewezen dat zij voor recht heeft verklaard: dat Triple tegenover [appellant 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van Opdracht II en dat Triple onrechtmatig heeft gehandeld tegenover FLE doordat zij haar contractuele zorgplicht tegenover [appellant 1] niet is nagekomen (vs 6.1);
vordering 2 in zoverre toegewezen dat zij Triple heeft veroordeeld tot vergoeding van de door [appellant 1] en FLE als gevolg van de onder 1) beschreven tekortkoming en onrechtmatige daad geleden schade voor zover die bij het vonnis niet is afgewezen (vs 6.2);
vordering 3) afgewezen (vs 6.3);
de proceskosten tussen FLE c.s. en Triple gecompenseerd (vs 6.4)
het vonnis voor wat betreft de veroordeling in 6.2 uitvoerbaar bij voorraad verklaard (vs 6.6), en
het meer of anders gevorderde afgewezen (vs 6.7).
3.3.2. De rechtbank overwoog met betrekking tot voormelde beslissingen het volgende, kort samengevat:
  • [appellant 1] en FLE zijn verschillende rechtspersonen die ieder in een eigen verhouding tot Triple staan (r.o. 5.2).
  • Tussen [appellant 1] en Triple is een contractuele relatie, overeenkomst van opdracht (Opdracht II). Met het verlenen van de opdracht door [appellant 1] , is de contractuele relatie tussen Triple en FLE geëindigd (r.o. 5.13);
exoneratieclausule
  • In de relatie [appellant 1] en Triple zijn de DNR 2011 voorwaarden van toepassing. [appellant 1] is daaraan gebonden; het beroep op nietigheid of vernietigbaarheid is ongegrond (r.o. 5.6);
  • Gezien de nauwe verbondenheid en betrokkenheid van FLE bij de contractuele verplichtingen tussen Triple en [appellant 1] , heeft FLE de overeengekomen exoneratieclausule eveneens tegen zich te laten gelden (r.o. 5.68).
inspanningsverplichting
  • De verplichting van Triple jegens [appellant 1] om voor het nieuwe distributiecentrum van FLE op de nieuwe locatie een omgevingsvergunning te verkrijgen is geen resultaatsverplichting maar een inspanningsverplichting (r.o. 5.19 en 5.20);
  • Triple wist dat FLE haar activiteiten wilde uitbreiden en wilde groeien. Gezien die omstandigheid had zij FLE c.s. duidelijk moeten wijzen op de consequenties van de eerste uitkomsten van het akoestisch onderzoek van DGMR, namelijk dat de bedrijfsactiviteiten die FLE op dat moment op het oude perceel uitvoerde binnen de voor [kavel] geldende normen in de avond- en nachturen niet mogelijk zouden zijn en groei van de activiteiten – in ieder geval in de avond- en nachtperiode – evenmin mogelijk was. Datzelfde geldt voor haar advies om met aantallen vrachtwagens te schuiven. Ook daarbij had zij voor de genoemde consequenties moeten waarschuwen. Door dat niet te doen heeft zij in strijd met de op haar rustende zorgplicht gehandeld (r.o. 5.31 en 5.32). Daar komt bij dat Triple de omgevingsvergunning heeft aangevraagd op basis van onvolledige gegevens. Zij heeft DGMR geen informatie verstrekt over de actieve koelmotoren van trailers die bij FLE stonden, terwijl zij daarvan wel op de hoogte was en in de uitvraag van DGMR duidelijk was vermeld dat ook alle bijzonderheden moesten worden genoemd (r.o. 5.33).
  • Triple heeft FLE c.s. door deze handelwijze niet in staat gesteld om tijdig een goed overwogen beslissing te nemen. Als Triple FLE c.s. eind juli 2018 duidelijk had gemaakt dat de omgevingsvergunning niet zou worden afgegeven voor de beoogde uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten van FLE, had [appellant 1] kunnen afzien van realisatie van het distributiecentrum op [kavel] (r.o. 5.34).
  • De zorgplichtschending van Triple jegens [appellant 1] levert tevens een onrechtmatige daad op jegens FLE (r.o. 5.41).
causaal verband en schade
  • Uitgangspunt is dat FLE c.s. zoveel mogelijk in de toestand moeten worden gebracht waarin zij zouden hebben verkeerd zonder de zorgplichtschending (r.o. 5.55).
  • De rechtbank verwerpt het uitgangspunt van FLE c.s. dat zij zonder zorgplichtschending en het onrechtmatig handelen over een omgevingsvergunning zouden hebben beschikt waarbij de beoogde groei wel mogelijk zou zijn (r.o. 5.57). De rechtbank gaat ervan uit dat [appellant 1] met [commanditaire vennootschap] in gesprek zou zijn gegaan over ontbinding van de koopovereenkomst of dat zij het perceel aan een derde zou hebben verkocht (r.o. 5.56).
  • De vordering tot betaling van het bedrag van in totaal € 397.647,41 wordt afgewezen. De gestelde schadeposten worden afgewezen omdat zij geen directe schade behelzen (hekwerk en bebording), geen rechtstreeks gevolg zijn van de tekortkoming / het onrechtmatig handelen (verbeurde dwangsommen, lichtmasten, aanpassing Masterplan Brandveiligheid) en/of onvoldoende zijn toegelicht en onderbouwd (juridische kosten, kosten stillere koelmotoren).
de grieven
3.4.1. FLE c.s. hebben in het principaal hoger beroep acht grieven aangevoerd tegen het vonnis waarvan beroep.
3.4.2. Met de grieven 1, 4 en 5 bestrijden FLE c.s. het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van een nietig of onredelijk bezwarend exoneratiebeding en dat FLE het tussen [appellant 1] en Triple geldende exoneratiebeding tegen zich moet laten gelden.
Grief 2 is gericht tegen de rechtsoverwegingen 5.42 en 5.46 van het beroepen vonnis, waarin de rechtbank, kort samengevat, heeft overwogen dat Triple jegens FLE geen andere vorm van onrechtmatig handelen kan worden verweten dan haar jegens FLE onrechtmatig zijnde tekortkoming jegens [appellant 1] .
Grief 3 is gericht tegen een op de afgewezen aansprakelijkheid van [naam 1] betrekking hebbende rechtsoverweging (5.49).
Met grief 6 komen FLE c.s. op tegen de rechtsoverwegingen 5.69 tot en met 5.76, waarin de rechtbank heeft overwogen waarom de verschillende onderdelen van het gevorderde voorschot op de schadevergoeding niet toewijsbaar zijn.
Grief 7 is gericht tegen de verwijzing in rechtsoverweging 5.79 naar de met grief 6 bestreden oordelen.
Grief 8 is gericht tegen de beslissing over de proceskosten (r.o. 5.80)
3.4.3. Triple heeft de door FLE c.s. aangevoerde grieven gemotiveerd bestreden en harerzijds in incidenteel hoger beroep twee inhoudelijke grieven aangevoerd.
3.4.4. Met deze grieven bestrijdt Triple het oordeel van de rechtbank dat zij in haar contractuele zorgplicht jegens [appellant 1] tekort is geschoten en dat zij daardoor jegens FLE onrechtmatig heeft gehandeld.
de beoordeling van de grieven in het principaal en het incidenteel hoger beroep
grieven I en II in het incidenteel hoger beroep
3.5.1. Aangezien de grieven in het incidenteel hoger beroep de verste strekking hebben, zal het hof deze als eerste bespreken.
3.5.2. Tussen partijen staat niet ter discussie dat uit de e-mail van DGMR van 18 juli 2018 (gerelateerd in r.o. 3.1.2 onder m) volgt dat de actuele representatieve bedrijfsvoering van FLE de voor [kavel] geldende geluidsnormen voor avond- en nachtperiode te boven zou gaan en dat voor een dergelijke bedrijfsvoering geen omgevingsvergunning zou kunnen worden verkregen. Een omgevingsvergunning zou – zonder toepassing van geluid reducerende maatregelen – slechts kunnen worden verkregen bij inperking van het aantal vrachtwagens in de avond- en nachtperiode. Omdat in de dagperiode nog wel uitbreiding mogelijk was, zouden de in de avond en nacht te beperken aantallen vrachtauto’s wel naar de dagperiode kunnen worden verschoven. Triple heeft de e-mail van DGMR aan FLE c.s. doen toekomen en voorgesteld om, ter verkrijging van een bij de bestaande bedrijfsvoering voor [kavel] maximaal haalbare omgevingsvergunning, de representatieve bedrijfssituatie in die zin aan te passen (zie in r.o. 3.1.2 onder n gerelateerde e-mail 18 juli 2018).
3.5.3. Naar het oordeel van het hof laten de e-mails van DGMR en Triple er geen misverstand over bestaan dat FLE, gezien de voor [kavel] geldende geluidsnormen, op de nieuwe locatie niet zonder meer de bedrijfsactiviteiten zou kunnen uitvoeren die zij voor die locatie voor ogen had. Uit de in de e-mails verstrekte, gemotiveerde, informatie hebben FLE c.s. kunnen en moeten concluderen dat FLE daarmee voor de keuze kwam te staan om
a. vast te houden aan de nieuwe locatie met (mogelijk voorlopige, indien nog geluid reducerende maatregelen zouden kunnen worden getroffen) aanpassing van haar bedrijfsactiviteiten om binnen de voor een omgevingsvergunning vereiste geluidsnormen te blijven of
b. niet verder te gaan met de plannen voor de nieuwe locatie en een locatie elders te zoeken waar voor de door haar beoogde bedrijfsactiviteiten wel een omgevingsvergunning zou kunnen worden verkregen. Voor die conclusie was een expliciete waarschuwing van Triple niet nodig en deze beslissing ligt ook in het domein van FLE c.s.
3.5.4. Naar het oordeel van het hof bestrijdt Triple met haar grieven terecht het oordeel van de rechtbank dat zij onvoldoende aan haar zorgplicht jegens [appellant 1] als contractpartij en FLE als belanghebbende bij de overeenkomst zou hebben voldaan. Triple heeft met de e-mails van 18 juli 2018 aan FLE c.s. voldoende duidelijk gemaakt dat de op de oude locatie van FLE gebruikelijke bedrijfsactiviteiten op de nieuwe locatie voor de avond- en nachtperiode niet toelaatbaar zouden zijn en dat groei van de bedrijfsvoering op de nieuwe locatie – zonder het treffen van geluidbeperkende maatregelen – niet mogelijk zou zijn. Voor die consequenties van de voor [kavel] geldende geluidsnormen heeft Triple FLE c.s. niet expliciet hoeven waarschuwen. FLE c.s. hadden, als zij een maximaal haalbare omgevingsvergunning op basis van de berekeningen van DGMR voor de door FLE voorgenomen bedrijfsvoering op [kavel] niet acceptabel zouden hebben geacht, het voorstel van Triple voor het aanvragen daarvan kunnen en moeten afwijzen.
3.5.5. Het hof deelt evenmin het oordeel van de rechtbank dat Triple onrechtmatig handelen moet worden verweten omdat zij aan DGMR gegevens heeft verstrekt die onvolledig waren omdat de actieve koelmotoren van trailers die bij FLE stonden daarin niet zijn opgegeven. In haar e-mail van 5 juli 2018 (prod. 10 inl. dagv.) heeft DGMR gemotiveerd uiteengezet welke gegevens voor een vaststelling van de RBS van FLE nodig waren. Triple heeft de betreffende e-mail aan FLE doorgestuurd met het verzoek de verlangde gegevens te in te vullen. Van een zelfstandige opgave van gegevens door Triple is geen sprake. Triple heeft niet meer gedaan dan de door FLE zelf verstrekte gegevens aan DGMR door te geven. FLE mocht zelf als geen ander bekend worden geacht met de geluidsbronnen in haar bedrijfsvoering en de duur en frequentie daarvan, zodat niet valt in te zien waarom enige lacune in die opgave niet voor haar eigen rekening zou moeten komen. Het enkele feit dat Triple bekend was met de bedrijfsvoering van FLE brengt niet mee dat Triple en niet FLE zelf verantwoordelijk was voor het verstrekken van volledige gegevens.
de grieven in het principaal hoger beroep
3.6.1. Het slagen van de grieven in het incidenteel hoger beroep brengt mee dat de grieven in het principaal hoger beroep geen doel kunnen treffen, voor zover die betrekking hebben op de problematiek rondom de geluidsnormen. De daarmee verband houdende vorderingen van FLE c.s. stuiten af op het oordeel van het hof dat aan Triple op dat punt geen wanprestatie/onrechtmatig handelen kan worden verweten. Dit geldt dus ook voor de vorderingen tot schadevergoeding wegens verbeurde dwangsommen, de aanschaf van stillere koelmotoren en elektrische aansluitingen en het plaatsen van een hekwerk rondom het terrein van FLE en bebording.
3.6.2. Voor zover de vorderingen van FLE tot schadevergoeding gebaseerd zijn op andere gronden dan die welke in het incidenteel hoger beroep met succes zijn bestreden, overweegt het hof dat de grieven in het principaal hoger beroep die daarop betrekking hebben evenmin doel kunnen treffen.
3.6.3. Grief 3 is gericht tegen een oordeel betreffende de door FLE c.s. gestelde persoonlijke aansprakelijkheid van [naam 1] . Nu [naam 1] niet in het hoger beroep is betrokken, staat dat oordeel verder niet ter discussie. Voor zover FLE c.s. in het kader van de grief betogen dat Triple als rechtspersoon aansprakelijk is voor het gestelde onrechtmatig handelen van [naam 1] , faalt de grief eveneens nu van onrechtmatig handelen van ( [naam 1] als bestuurder van) Triple niet is gebleken.
3.6.4. Met grief 6 keren FLE c.s. zich tegen de afwijzing door de rechtbank van de verschillende concreet gevorderde (overige) schadeposten. De in die grief aangevoerde bezwaren zijn ongegrond.
De rechtbank overwoog onder meer terecht dat FLE c.s. in het licht van het door Triple gevoerde verweer onvoldoende hadden onderbouwd op welke grond Triple voor het verwijderen van de lichtmasten aansprakelijk zou zijn. Ook in hoger beroep hebben FLE c.s. dit onvoldoende onderbouwd. Triple heeft in hoger beroep verder nog onweersproken opgemerkt dat voor de lichtmasten alsnog een omgevingsvergunning is aangevraagd en verkregen en dat op dat punt derhalve van schade geen sprake is.
Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding wegens het aanpassen van het “Masterplan brandveiligheid” geldt ook dat FLE c.s. in het licht van het gemotiveerde verweer van Triple ook in hoger beroep onvoldoende hebben onderbouwd waarom Triple voor deze kosten aansprakelijk zou zijn.
Nu geen van de vorderingen van FLE c.s. voor toewijzing in aanmerking komt, is er ook geen grond voor vergoeding van door FLE c.s. gemaakte juridische kosten, zodat ook de daarmee samenhangende vordering moet worden afgewezen.
conclusie in het principaal en incidenteel hoger beroep
3.7.1. Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat, nu de grieven in het incidenteel hoger beroep slagen, het vonnis waarvan beroep, voor zover gewezen tussen FLE c.s. en Triple, zal worden vernietigd. De vorderingen van FLE c.s. jegens Triple zullen alsnog geheel worden afgewezen. FLE c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partijen (hoofdelijk) worden verwezen in de proceskosten van de eerste aanleg en in die van het principaal en het incidenteel hoger beroep, met inbegrip van eventuele nakosten. De hierna te geven beslissing zal op vordering van Triple uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De door Triple gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen.
3.7.3. Triple heeft tevens terugbetaling door FLE c.s. gevorderd van hetgeen zij uit hoofde van het vonnis in eerste aanleg aan FLE c.s. heeft betaald. Nu uit het beroepen vonnis niet blijkt dat Triple bij dat vonnis tot enige betaling aan FLE c.s. is veroordeeld en Triple niets heeft gesteld omtrent enige betaling die door haar op grond van het vonnis zou zijn gedaan, zal het hof deze vordering afwijzen.
3.7.4. Het hof gaat voorbij aan het door FLE c.s. gedaan bewijsaanbod. Voor zover FLE c.s. specifiek bewijs hebben aangeboden van de bekendheid van Triple met de wens van FLE tot uitbreiding van haar bedrijvigheid acht het hof dat bewijsaanbod niet relevant nu het niet kan afdoen aan de vaststelling (zie rechtsoverwegingen 3.5.2 t/m 3.5.5) dat Triple FLE c.s. voldoende heeft geïnformeerd over de qua geluidsnormen voor [kavel] maximaal haalbare omgevingsvergunning en de daarmee voor de bedrijfsvoering van FLE noodzakelijk gepaard gaande beperkingen en dat Triple niet eigener beweging bewust onjuiste gegevens voor het geluidsonderzoek van DGMR en de aangevraagde omgevingsvergunning heeft opgegeven.

4.De beslissing

in het principaal en het incidenteel hoger beroep
vernietigt het vonnis van 9 augustus 2023 voor zover gewezen tussen FLE c.s. en Triple, en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van FLE c.s. af;
veroordeelt FLE c.s. hoofdelijk in de proceskosten van het geding in eerste aanleg en in die van het principaal en het incidenteel hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van Triple worden begroot op:
- € 5.737,00 aan verschotten en € 1.149,00 aan salaris advocaat in eerste aanleg,
- € 5.795,73 aan verschotten en € 2.356,50 aan salaris advocaat in principaal hoger beroep, en
- € 785,50 aan salaris advocaat in incidenteel hoger beroep,
- nakosten van € 163,00 (zonder betekening) dan wel € 248,00 (met betekening);
bepaalt dat aan de proceskostenveroordeling binnen twee weken na deze uitspraak dient te worden voldaan en dat bij niet voldoening binnen die termijn over de desbetreffende bedragen de wettelijke rente verschuldigd is vanaf de vijftiende dag na deze uitspraak;
wijst de in rechtsoverweging 3.7.3 genoemde vordering van Triple tot terugbetaling af;
wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. de Graaf, H.K.N. Vos en O.G.H. Milar en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2025 door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier.
griffier rolraadsheer