ECLI:NL:GHDHA:2025:530
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake belastingaanslag en proceskostenvergoeding in box 3-zaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een belastingaanslag en de daarbij behorende proceskostenvergoeding. De belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z], had bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2021, opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.874 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 19.351. De Inspecteur had het bezwaar van belanghebbende afgewezen, waarna belanghebbende beroep instelde bij de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en droeg de Inspecteur op om de aanslag te verminderen en rente te vergoeden. De Inspecteur ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, en belanghebbende stelde incidenteel hoger beroep in.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 februari 2025 is de zaak besproken, waarbij ook een samenhangende zaak van de echtgenoot van belanghebbende aan de orde kwam. Het Hof oordeelde dat er een significante afwijking was tussen het werkelijk genoten inkomen uit sparen en beleggen en het forfaitaire inkomen. Het Hof volgde de Rechtbank in het oordeel dat belanghebbende recht had op een vergoeding van rente, maar oordeelde dat de Inspecteur niet in zijn procesrecht had misbruik gemaakt. Het Hof heeft de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase opnieuw vastgesteld en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.119,18, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag na de uitspraak tot aan de algehele voldoening.