ECLI:NL:GHDHA:2025:539

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
BK-24/72
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken recente volmacht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep van [Y] tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 14 december 2023. De zaak betreft de waardering van een onroerende zaak, waarbij de Heffingsambtenaar de waarde op 1 januari 2021 heeft vastgesteld op € 818.000. [Y] heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de Heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft [Y] beroep ingesteld bij de Rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft [Y] hoger beroep ingesteld bij het Hof, maar het Hof heeft geconstateerd dat [Y] geen recente volmacht heeft overgelegd, ondanks herhaaldelijke verzoeken daartoe. Het Hof heeft geoordeeld dat het ontbreken van een recente volmacht leidt tot twijfel aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [Y]. Hierdoor is het Hof genoodzaakt om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak benadrukt het belang van een actuele volmacht in bestuursrechtelijke procedures, vooral in het kader van de Wet waardering onroerende zaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-24/72

Uitspraak van 13 maart 2025

in het geding tussen:
[Y] , beweerdelijk namens [X]te [Z] , belanghebbende,
(vertegenwoordiger: G. Gieben)
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, de Heffingsambtenaar,
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van [Y] tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 14 december 2023, nummer SGR 22/5753.

Procesverloop

1.1.
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2021 van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de woning), voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 818.000 (de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2022 opgelegde aanslag in de onroerende-zaakbelastingen (de aanslag).
1.2.
De Heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. In verband daarmee is een griffierecht van € 50 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.1.
[Y] heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht van € 138 geheven. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.2.
[Y] heeft op 26 augustus 2024 een nader stuk ingediend.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van 4 februari 2025. [Y] en de Heffingsambtenaar zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.
Belanghebbende is eigenaar van de woning.
2.2.
[Y] heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld en bij het hogerberoepschrift een machtiging gevoegd van 12 april 2022. De machtiging vermeldt onder meer:

“Volmacht

Ondergetekende:
(Bedrijfs)naam : [naam belanghebbende]
Naam * : [naam belanghebbende]
Adres : [adres belanghebbende]
E-mail : [e-mailadres]
Telefoon : [telefoonnummer]
* Belangrijk: Zorg ervoor dat de naam overeenkomt met en wordt ondertekend door de persoon die staat vermeld op het aanslagbiljet

Verleent hierbij volmacht aan:

De heer [naam] van [Y] en iedere (huidige en toekomstige) medewerker van [Y] , kantoorhoudende te [adres], om hem of haar te vertegenwoordigen in alle zaken betreffende de aanslag lokale belastingen en de daarop vermelde
WOZ-beschikking(-en)

Deze volmacht houdt in hoofdzaak in:

 Het indienen en desgewenst intrekken van bezwaar, (hoger) beroep of cassatie en het nemen van besluiten in deze procedures
 Het indienen van een verzoek tot het uitkeren van proceskostenvergoeding aan [Y]
 Het bijwonen van uw (hoor-)zitting en daarbij namens u het woord voeren
 Het in gebreke stellen van bestuursorganen en de eventuele dwangsom verbeuren
 Het in ontvangst nemen van besluiten, die in het kader van de procedure kunnen worden genomen
 Het indienen van een verzoek tot controle van eerder opgelegde WOZ-beschikkingen en daarmee samenhangende lokale heffingen
 Al datgene te doen wat gevolmachtigde nuttig of noodzakelijk acht voor volmachtgever
Dit alles met het recht van substitutie, wat wil zeggen dat onder meer samenwerkingspartners van [Y] ook namens volmachtgever op mogen treden.
(…)
Aldus ondertekend te:
Plaats : [woonplaats]
Datum : 12-04-2022
Handtekening : (…)”
2.3.
Bij brief van 27 januari 2025 van het Hof is [Y] het volgende bericht:
“(…)
Naar aanleiding van eerdere correspondentie tussen [Y] (inclusief [naam] ) en het
gerechtshof Den Haag (Hof) in een aantal recente WOZ-zaken deel ik u het volgende mee.
In een aantal recente dossiers heeft het Hof [Y] gevraagd een nieuwe, recente volmacht over te leggen. [Y] heeft het Hof bericht dat [Y] – ondanks het uitdrukkelijke verzoek daartoe van het Hof – geen nieuwe, recente volmacht zal overleggen.
In uw brieven waarin u het Hof meldt geen nieuwe volmacht over te zullen leggen, merkt u op dat het Hof niet concreet maakt waarom ineens een nieuwe volmacht wordt gevraagd en dat het voor u onduidelijk is op grond waarvan de oude volmacht niet voldoende is. In deze brief leg ik uit waarom het Hof heeft besloten om voortaan in alle zaken die [Y] aan het Hof voorlegt of waarin [Y] zich als gemachtigde stelt in een hoger beroep dat is ingesteld door de wederpartij een recente volmacht (niet ouder dan zes maanden) op te vragen:
Voorbeelden uit de jurisprudentie:
(…)
Voorts wijs ik u op de volgende omstandigheden. Het Hof ontvangt steeds meer zaken waarin de WOZ-waarde niet meer wordt bestreden en de belanghebbende geen enkel belang meer heeft om door te procederen. Het Hof twijfelt aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [Y] ten tijde van het instellen van het hoger beroep, omdat enerzijds de vraag rijst of het doel waarvoor de oude volmacht is verleend (verlaging van de WOZ-waarde) nog wordt gediend, gelet op het beperkte geschil in hoger beroep, en anderzijds niet valt uit te sluiten dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid door herroeping van de volmacht door de belanghebbende is geëindigd.
Tot slot wijs ik u erop dat het niet vermelden (in de volmacht) van het nummer of het kenmerk van de beschikking en/of aanslag waarvoor [Y] gemachtigd is tot problemen kan leiden, bijvoorbeeld in geval van een intrekking van het hoger beroep dan wel (het sluiten van) compromissen voor, tijdens of na zitting. Ook hierdoor kan bij het Hof twijfel aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [Y] ten tijde van het instellen van het hoger beroep ontstaan. Het Hof wil voorkomen dat meerdere gemachtigden over hetzelfde besluit procederen of dat de belanghebbende door de wederpartij met de gevolgen wordt geconfronteerd van een handeling van [Y] , waarvan de belanghebbende niet op de hoogte is.
Het Hof zal voortaan in alle hoger beroepen die u instelt of in hoger beroepen waarin u zich namens de verwerende partij meldt, een recente volmacht (niet ouder dan zes maanden voor de datum van instellen van het hoger beroep) en een kopie van een geldig identiteitsbewijs van de volmachtgever opvragen. Dit geldt ook voor alle aanhangige zaken. Als het Hof op de in het desbetreffende verzoek genoemde uiterste datum geen recente volmacht heeft ontvangen, kan dat ertoe leiden dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard of dat u wordt geweigerd als gemachtigde in een hoger beroep dat door de wederpartij is ingesteld.
(…)”
2.4.
Ter zitting heeft het Hof [Y] gewezen op de in 2.3 genoemde brief en is afgesproken dat [Y] binnen twee weken na de zitting een recente volmacht (niet ouder dan zes maanden voor de datum van instellen van het hoger beroep) en een kopie van een geldig identiteitsbewijs van belanghebbende zal overleggen. Daarbij heeft het Hof [Y] erop gewezen dat het niet voldoen hieraan er toe kan leiden dat het hoger beroep
niet-ontvankelijk verklaard zal worden.
2.5.
[Y] heeft geen recente volmacht overgelegd.

Geschil in hoger beroep

3.1.
Het Hof beoordeelt allereerst ambtshalve of het hoger beroep ontvankelijk is. Specifiek aan de orde is de vraag of [Y] deugdelijk gemachtigd is om namens belanghebbende hoger beroep in te stellen.
3.2.
Bij een bevestigende beantwoording van deze vraag is in geschil of de Heffingsambtenaar zijn toezendplicht heeft geschonden en of de waarde van de woning op een te hoog bedrag is vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en de Heffingsambtenaar ontkennend.

Beoordeling van de ontvankelijkheid in hoger beroep

4.1.1.
Op grond van artikel 8:24, lid 2, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechter een schriftelijke machtiging verlangen van een gemachtigde die geen advocaat is, om na te gaan of degene die zich als gemachtigde namens een belanghebbende aandient daartoe (nog) werkelijk bevoegd is.
4.1.2.
Als reeds een machtiging is overgelegd, maar aanleiding bestaat om te twijfelen aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid ten tijde van het instellen van het (hoger) beroep, kan op die grond een nieuwe machtiging worden verlangd (vgl. Hoge Raad 11 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:840, BNB 2013/244).
4.2.1.
[Y] heeft bij het hogerberoepschrift van 30 januari 2024 een schriftelijke machtiging gevoegd, gedateerd 12 april 2022. Gelet op het tijdsverloop tussen het moment waarop belanghebbende de machtiging heeft verleend en het moment waarop [Y] het rechtsmiddel van hoger beroep heeft aangewend, dat het een doorlopende en in algemene termen geformuleerde volmacht betreft en de in de brief van 27 januari 2025 genoemde redenen, heeft het Hof [Y] ter zitting verzocht om een op naam van belanghebbende gestelde recente machtiging (niet ouder dan zes maanden voor de datum van instellen van het hoger beroep) en een kopie van een geldig identiteitsbewijs van de volmachtgever.
4.2.2.
[Y] heeft ter zitting gesteld dat naar aanleiding van de eerdergenoemde brief van 27 januari 2025 in alle zaken die op 4 februari 2025 ter zitting worden behandeld door middel van een e-mail een recente machtiging en een kopie van een identiteitsbewijs van de betreffende belanghebbende is opgevraagd en dat op deze verzoeken nog geen reactie is gekomen. [Y] heeft bevestigd dat de opgevraagde machtigingen en kopieën van de identiteitsbewijzen binnen een termijn van twee weken na heden zullen worden ingediend. Dit is niet gebeurd.
4.3.
Gelet op de onder 4.2.1 en 4.2.2 vermelde omstandigheden heeft het Hof gerede twijfel aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [Y] in hoger beroep en acht zich daarom bevoegd om een recente machtiging te verlangen. Nu geen gevolg is gegeven aan het verzoek en [Y] is gewezen op het mogelijke gevolg van het niet verstrekken van een recente machtiging en een kopie van een geldig identiteitsbewijs van belanghebbende, namelijk niet-ontvankelijkheid, acht het Hof zich bevoegd aan het uitblijven van een recente machtiging en een kopie van een geldig identiteitsbewijs van belanghebbende de gevolgtrekking te verbinden dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is (zie HR 28 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1558, BNB 2022/148).
4.4.
Bij het voorgaande wordt in aanmerking genomen dat een bestaande, doorlopende volmacht ingevolge artikel 3:72 van het Burgerlijk Wetboek weliswaar pas eindigt door herroeping door de volmachtgever, door de dood, de ondercuratelestelling, het faillissement van de volmachtgever of het ten aanzien van hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, maar dat een verleende, doorlopende volmacht op een van de in voormeld artikel bepaalde gronden beëindigd kan zijn zonder dat het Hof daarvan in kennis wordt gesteld. Aldus is het mogelijk dat een verleende bevoegdheid tot vertegenwoordiging op het moment van het aanwenden van een rechtsmiddel niet langer bestaat. Het periodieke karakter van de hier aan de orde zijnde waardebeschikking en aanslag lokale heffingen – in combinatie met de vaste datum van bekendmaking daarvan en de mogelijkheid om op basis van artikel 40 Wet WOZ gegevens op te vragen – vergroot de kans dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon die door een algemene, doorlopende volmacht is gemachtigd, rechtsmiddelen kan aanwenden zonder dat de volmachtgevende belastingplichtige daarvan kennis draagt en instemt met het aanwenden van het rechtsmiddel. In de brief van 27 januari 2025 zijn een aantal van dergelijke gevallen waarbij [Y] betrokken was genoemd.
Slotsom
4.5.
Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.

Proceskosten

5. Er is geen aanleiding voor een veroordeling van de Heffingsambtenaar in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is vastgesteld door M.J.M. van der Weijden, H.A.J. Kroon en S.E. Postema, in tegenwoordigheid van de griffier T. van Hout.
De griffier, De voorzitter,
T. van Hout M.J.M. van der Weijden
De beslissing is op 13 maart 2025 in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.