In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep van een belastingzaak. De heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag had de waarde van een onroerende zaak vastgesteld op € 245.000 voor het kalenderjaar 2022. De belanghebbende, vertegenwoordigd door [Y], had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en de daaropvolgende aanslag. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, waarna [Y] hoger beroep instelde. Het Hof heeft echter gerede twijfel aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [Y] geuit, omdat de overgelegde machtiging niet recent genoeg was en er geen recente volmacht was overgelegd. Het Hof heeft [Y] meerdere keren verzocht om een recente machtiging en een kopie van een geldig identiteitsbewijs van de volmachtgever, maar deze zijn niet tijdig verstrekt. Hierdoor heeft het Hof het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van een geldige machtiging voor gemachtigden die namens belanghebbenden optreden in belastingzaken.