ECLI:NL:GHLEE:2001:AC0654
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J.W. Drion
- M. Hiemstra
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing van honoraria voor tandartswerkzaamheden en de kwalificatie als winst uit onderneming of inkomsten uit arbeid
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 17 augustus 2001, staat de kwalificatie van honoraria die door de belanghebbende, een tandarts, zijn ontvangen voor werkzaamheden in drie tandartsenpraktijken centraal. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996, waarbij de inspecteur de ontvangen honoraria had aangemerkt als loon uit dienstbetrekking in plaats van winst uit onderneming. De belanghebbende stelde dat de honoraria als winst uit onderneming moesten worden gekwalificeerd, maar de inspecteur was van mening dat er onvoldoende zelfstandigheid was in de relatie tussen de belanghebbende en de tandartspraktijken.
Tijdens de zitting op 19 juni 2001 werd de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de inspecteur. De gemachtigde van de belanghebbende voerde aan dat de werkzaamheden als zelfstandig ondernemerschap moesten worden gezien, maar het hof oordeelde dat de belanghebbende onvoldoende zelfstandigheid bezat ten opzichte van tandarts B, met wie zij een overeenkomst van praktijkwaarneming had. De overeenkomst stipuleerde dat de belanghebbende zelfstandig behandelingen diende uit te voeren, maar dat haar werkwijze moest aansluiten bij de opvattingen van tandarts B.
Het hof concludeerde dat de belanghebbende niet voldeed aan de vereisten voor zelfstandig ondernemerschap, zoals vastgelegd in artikel 6 van de Wet op de inkomstenbelasting. De werkzaamheden die zij verrichtte waren te afhankelijk van de afspraken met tandarts B en de andere praktijken. Het hof oordeelde dat de inspecteur de ontvangen honoraria terecht als inkomsten uit arbeid had aangemerkt en verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. De uitspraak werd op 22 augustus 2001 aan beide partijen aangetekend verzonden.