2.3. Belanghebbende verhuurt zaalruimtes in het dorpshuis gelegen aan de a-straat 12 te Z (hierna: het dorpshuis) aan diverse verenigingen en organisaties. Uit het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting bij de Rechtbank blijkt dat belanghebbende ter zitting heeft verklaard dat het initiatief voor de activiteiten in het dorpshuis in het algemeen door de verenigingen en organisaties wordt genomen. Als door hen geen activiteiten meer zouden worden georganiseerd, zal belanghebbende daartoe zelf het initiatief nemen. Er vinden in het dorpshuis vaste wekelijkse activiteiten plaats die een cultureel en maatschappelijk karakter hebben, zoals ouderenwerk, toneel en muziek. Daarnaast vinden in het dorpshuis incidentele activiteiten plaats zoals een nieuwjaarsopenstelling, een nieuwjaarsconcert, kooklessen, muzieklessen, dorpshuisvergaderingen, consultatiebureau, spelmiddagen ouderen, activiteiten jeugdwerk, jaar- en ledenvergaderingen van verschillende organisaties, bijeenkomsten van plattelandsvrouwen, schoolbijeenkomsten, jeugdtoneel en Hindoestaanse vieringen. Het bestuur van belanghebbende geeft de geplande activiteiten in het dorpshuis door aan de redactie van de dorpskrant, die vervolgens dat programma in de dorpskrant opneemt. Het maken van reclame voor de activiteiten wordt verzorgd door de organiserende verenigingen en organisaties zelf.
2.4. Het bestuur van belanghebbende kan voor de activiteiten van het dorpshuis een beroep doen op een groep van ongeveer 80 vrijwilligers die het beheer van het dorpshuis verzorgen. Deze groep vrijwilligers wordt voor een groot deel gevormd door bestuursleden en actieve leden van de organisaties die gebruik maken van zaalruimte in het dorpshuis. Het bestuur van belanghebbende vergadert voornamelijk over de werkverdeling. Het bestuur krijgt de agenda van de boekingen van het dorpshuis en aan de hand daarvan worden de werkzaamheden over de vrijwilligers verdeeld. Tweemaal per jaar wordt in het dorpshuis een openbaar toegankelijke algemene vergadering gehouden.
2.5. Belanghebbende heeft bij het vaststellen van de hoogte van de huurprijzen van de zaalruimten geen winstoogmerk. In het dorpshuis bevindt zich een bar. Deze bar is alleen geopend op momenten dat er activiteiten in het dorpshuis plaatsvinden. De bar wordt bemenst door de door het bestuur ingeroosterde vrijwilligers.
2.6. In de boekjaren 2004/2005 tot en met 2006/2007 bedroeg het exploitatieresultaat respectievelijk € 4.054, € 1.366 en € 2.623 (exclusief de verkrijging uit de nalatenschap) bij een kostentotaal van respectievelijk € 37.472, € 35.706 en € 33.240.
2.7. Tot de stukken van het geding behoren vijf teruggaafbeschikkingen van de Belastingdienst/Team energiepremies Emmen, waarin aan belanghebbende (gedeeltelijk) teruggaaf van de regulerende energiebelasting wordt verleend over de volgende tijdvakken: van 9 maart 1999 tot 17 maart 2000, van 17 maart 2000 tot 28 februari 2001, van 6 oktober 1999 tot 6 oktober 2000, van 6 oktober 2000 tot 3 oktober 2001 en van 3 oktober 2001 tot 9 oktober 2002. Deze teruggaafbeschikkingen zijn alle in 2002 en 2003 afgegeven, en besluiten met de mededeling:
“Aan deze beschikking kunnen geen rechten worden ontleend met betrekking tot enig ander belastingmiddel.”
2.8. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard over de periode van 2002 tot 2006 geen teruggaaf van energiebelasting te hebben genoten. Na invoering van artikel 36l, lid 12, van de Wet belastingen op milieugrondslag op 1 januari 2006 heeft de Belastingdienst haar verzoeken tot (gedeeltelijke) teruggaaf van de haar in rekening gebrachte energiebelasting, steeds verleend .
2.9. F (hierna: erflaatster) is op 21 augustus 2005 overleden. Erflaatster heeft op 14 februari 1991 bij testament over haar nalatenschap beschikt en heeft als enige erfgenamen, gezamenlijk en ieder voor een gelijk deel, benoemd belanghebbende en G te Z. De beide erfgenamen hebben de nalatenschap bij akte van 22 september 2005 beneficiair aanvaard en hebben volmacht tot beheer en vereffening gegeven aan een notaris. Deze notaris heeft op 23 mei 2006 namens de erfgenamen de aangifte voor het recht van successie opgesteld. Volgens deze aangifte bedraagt het zuiver saldo van de nalatenschap € 454.864.
2.10. In de toelichting op de voormelde aangifte staat onder andere het volgende vermeld:
“Voor de onder 15b genoemde erfgename de Stichting X te Z is bij de Belastingdienst/Oost Brabant/kantoor Den Bosch, Afdeling Successie/team art. 24, contactpersoon de heer H een verzoek ingediend met betrekking tot rangschikking van de stichting als een instelling als bedoeld in artikel 24 lid 4 van de Successiewet 1956. Bij honorering van dit verzoek wordt voor alsdan een beroep gedaan op evengemeld artikel. (…) Gelieve de aanslag eerst op te leggen nadat over de rangschikking is beschikt.”
2.11. De Belastingdienst/Oost Brabant/kantoor ‘s-Hertogenbosch heeft bij brief van 3 november 2005 aan de notaris als volgt bericht:
“Hierbij deel ik u mee dat ik uw verzoek van 4 oktober 2005 inzake rangschikking van Stichting X in behandeling heb genomen.
Naar aanleiding daarvan deel ik u mee dat ik niet aan uw verzoek tegemoet kom.
Het doel van Stichting X is gericht op het instand houden en het exploiteren van een gebouw enz…., en niet in betekende mate zelfstandig activiteiten van maatschappelijk sociaal of culturele aard uitoefent. (gelezen de zin “voorzover dit niet door de bestaande organisaties geschiedt”). Gezien de uitspraak van het Beroep in Cassatie Gerechtshof Amsterdam, 16-01-2004, nr. P 02/03439..
Om aangemerkt te kunnen worden als een algemeen nut beogende instelling in de zin van de Successiewet dienen zowel het statutaire doel als de feitelijke werkzaamheden rechtstreeks het algemene belang te raken.
Ik kan daarom de Stichting X niet aanmerken als een instelling zoals bedoeld in artikel 24 lid 4 Successiewet 1956”.
2.12. De Belastingdienst/Oost Brabant/kantoor ‘s-Hertogenbosch heeft in zijn brief van 27 juli 2006 aan de notaris onder andere het volgende meegedeeld:
“Gezien de statutaire doelstellingen en de feitelijke werkzaamheden van de Stichting X, welke hoofdzakelijk bestaan uit het verhuren van de zaal en de baromzet en de daartegenover staande geringe activiteiten die de stichting zelf ontwikkelt op sociaal, cultureel gebied, is de afwijzing van het verzoek door mijn collega van 3 november 2005, geheel in lijn met de nu heersende jurisprudentie m.b.t. dorpshuizen."
2.13. Bij het vaststellen van de aanslag is het zuiver saldo van de nalatenschap overeenkomstig de aangifte vastgesteld. Het aandeel van belanghebbende hierin bedraagt 50% x € 454.864 = € 227.432. Bij het vaststellen van de belaste verkrijging is voor belanghebbende rekening gehouden met een vrijstelling van € 1.865 en is voor de berekening van het recht tariefgroep III van artikel 24, eerste lid, SW toegepast. De aanslag bedroeg aldus € 118.029. De verkrijging van de mede-erfgenaam is door de Inspecteur belast tegen het tarief van 8%, het ten tijde van de verkrijging geldende percentage voor algemeen nut beogende instellingen.
2.14. Belanghebbende heeft bij het verweerschrift in hoger beroep een brief gevoegd van de Belastingdienst/Oost Brabant/kantoor ’s-Hertogenbosch van 23 mei 2003 aan de Vereniging tot oprichting instandhouding en exploitatie van een dorpshuis te L, waarin is vermeld dat de aangeschreven vereniging ten onrechte is aangemerkt als een instelling zoals is bedoeld in artikel 24, lid 4 van de Wet en dat de vereniging slechts een gebouw exploiteert. Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof verklaard al kort na de verzending daarvan in 2003 op de hoogte te zijn geweest van de inhoud van deze brief.