In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 juni 2025, wordt het beroep van een stichting tegen de intrekking van haar ANBI-status door de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had op 17 januari 2024 de ANBI-status van de stichting ingetrokken, met terugwerkende kracht vanaf 31 december 2023. De stichting had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de hoorplicht is geschonden, omdat de inspecteur niet de gemaakte afspraken heeft nageleefd en de stichting niet de kans heeft gekregen om te reageren op het voorgenomen standpunt van de inspecteur. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de intrekking van de ANBI-status blijft bestaan. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur het griffierecht en de proceskosten aan de stichting moet vergoeden. De zaak benadrukt het belang van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden voor het behoud van de ANBI-status.