ECLI:NL:GHSGR:2009:BK0919
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verkrijgende verjaring en bezit in civiel recht
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, ging het om een geschil tussen [Naam] B.V. (appellante) en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (geïntimeerde) over de eigendom van een perceel grond. De rechtsvoorganger van appellante had het perceel in 1972 verkocht aan het Hoogheemraadschap, maar de akte van levering was nooit gepasseerd. Appellante stelde dat het Hoogheemraadschap geen eigenaar was geworden door verjaring, terwijl het Hoogheemraadschap betoogde dat het door bezit en verjaring wel degelijk eigenaar was geworden. Het hof oordeelde dat appellante, als rechtsopvolgster van de verkoper, in deze procedure als materiële procespartij moest worden beschouwd. Het beroep van het Hoogheemraadschap op nietigheid van de dagvaarding werd verworpen.
Het hof concludeerde dat het Hoogheemraadschap in 1993 eigenaar was geworden van het perceel door verkrijgende verjaring, op basis van artikel 3:105 BW in verbinding met artikel 3:306 BW, dat een termijn van 20 jaar voor verjaring stelt. Het hof oordeelde dat het Hoogheemraadschap zich vanaf het begin als eigenaar had gedragen door het perceel in gebruik te nemen en een gemaal te bouwen. De stellingen van appellante dat er slechts sprake was van houderschap en dat er geen ondubbelzinnig bezit was, werden verworpen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, dat had geoordeeld dat het Hoogheemraadschap eigenaar was geworden door verjaring, en veroordeelde appellante in de proceskosten van het hoger beroep.