ECLI:NL:GHSHE:2009:BK3019
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. van Etten
- A. Kleijngeld
- J. van Buitenen
- Rechtspraak.nl
Medehuurderschap van inwonende zoon en de gevolgen van opname in zorgcentrum
In deze zaak gaat het om het medehuurderschap van [X.] en [Y.], de zoon en de partner van de overleden huurder [Z.], van een woning die door de woningbouwvereniging Volksbelang aan [Z.] was verhuurd. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 30 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep, na een eerdere afwijzing door de kantonrechter. De procedure begon met een verzoek van [Z.] en [X.] c.s. aan Volksbelang om het medehuurderschap van [X.] en [Y.] te erkennen. Dit verzoek werd door Volksbelang afgewezen, waarna [X.] c.s. in rechte zijn getreden. De kantonrechter had de vordering van [X.] c.s. afgewezen, met de overweging dat de gemeenschappelijke huishouding met [Z.] was geëindigd bij haar opname in een zorgcentrum in 2005.
Het hof heeft de grieven van [X.] c.s. beoordeeld, waarbij zij aanvoerden dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat de gemeenschappelijke huishouding was geëindigd. Het hof oordeelde dat de gemeenschappelijke huishouding niet onmiddellijk eindigt bij opname in een zorgcentrum, maar dat in dit geval de omstandigheden wezenlijk anders waren. [Z.] was definitief opgenomen en er was geen verwachting dat zij zou terugkeren naar de woning. Het hof concludeerde dat er ten tijde van de indiening van het verzoek tot medehuurderschap in april 2006 geen duurzame gemeenschappelijke huishouding meer bestond, waardoor de vordering van [X.] c.s. niet kon worden toegewezen.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, met wijziging van de gronden, en veroordeelde [X.] c.s. in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de vereisten voor medehuurderschap en de gevolgen van opname in een zorginstelling voor de gemeenschappelijke huishouding.